keizer van OOSTENRIJK en koning van Hongarije (1916-1918) (kasteel Persenbeug, in Neder-Oostenrijk, 17 Aug. 1887 - Funchal, op Madeira, 1 Apr. 1922), zoon van aartshertog Otto, die een oomzegger was van de Oostenrijkse keizer Frans Jozef I. Als koning van Hongarije heette hij Karel IV.
Door de dood van aartshertog Frans Ferdinand (1914) werd hij troonopvolger (z Habsburg, stamboom). In Wereldoorlog I commandeerde hij korte tijd een legergroep in Oost-Galicië en Zevenburgen. Als keizer en koning (sedert 21 Nov. 1916) wilde hij van het bondgenootschap met het Duitse rijk af en streefde hij naar een afzonderlijke vrede met de Entente (z Czernin). Dit streven stuitte af op de noodzakelijkheid voor Frankrijk en Engeland om Roemenië, Joegoslavië en Italië delen van de monarchie toe te kennen, alsook op de innerlijke onoplosbaarheid der Donaukwestie. Zo stuitten Karels overigens weinig energieke pogingen om de Slaven en Roemenen in zijn rijken met zijn regering te verzoenen, op het vastberaden verzet der Hongaren. Op den duur van geen betekenis waren dus de overwinningen van de Centralen in Galicië (zomer 1917), tegen Italië (herfst 1917) en in de Oekraïne (voorjaar 1918).
Toen de Duitse generale staf erkend had, dat de oorlog verloren was, vaardigde Karel een manifest uit, dat de oprichting van een Oostenrijkse bondsstaat beloofde (17 Oct.). Door de weigering der Hongaren om hun koninkrijk op dezelfde wijze te hervormen, had deze belofte echter weinig betekenis voor de Slaven. Toen trachtte de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken Andrassy nog tevergeefs een afzonderlijke vrede met de Entente te sluiten (28 Oct.). Op 11 Nov. 1918 deed Karel voor Oostenrijk en op 13 Nov. voor Hongarije afstand van de regering. Van Zwitserland uit trachtte hij nog in April en Oct. 1921 in Hongarije het oude regime te herstellen, waarop hij door de Entente naar Madeira verbannen werd. Karel was sedert 1911 gehuwd met prinses Zita van Bourbon-Parma. Zijn oudste zoon is de Oostenrijks-Hongaarse troonpretendent aartshertog Otto.Lit.: R. Fester, Die Politik Kaiser Karls und der Wendepunkt des Weltkrieges (1925)