of artikel noemt men de in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruikte woorden waarmee men te kennen geeft, of er van een bepaalde (de, hei) of onbepaalde (een) zelfstandigheid sprake is. De Indo-Europese talen hadden oorspronkelijk geen lidwoord.
Het lidwoord van bepaaldheid is in de afzonderlijke talen uit het aanwijzende voornaamwoord ontstaan. In het Nederlands bijv. is het lidwoord de uit het aanwijzende voornaamwoord die ontstaan, in het Frans is le uit het Latijnse ille voortgekomen. De klinker van de is, onder invloed van het zwakke accent dat het aanwijzende voornaamwoord onder bepaalde omstandigheden in de woordgroep had, uit de ie van die ontstaan. In het Middelnederlands is de scheiding tussen de en die nog niet scherp. In de lagere omgangstaal en ook in het Zuidafrikaans komt die nog als lidwoord voor.Naast die stond voor het onzijdig dat, met zwak accent t (tkind). Dit t viel dus in klank met ’t, de ongeaccentueerde vorm van het persoonlijke voornaamwoord het, samen. Toen men zich er later niet meer van bewust was, dat het lidwoord van bepaaldheid uit het aanwijzende voornaamwoord ontstaan was, is men het als de onverzwakte vorm van het lidwoord t gaan beschouwen. Op deze manier zijn de en het in de schrijftaal als lidwoorden van bepaaldheid naast elkaar komen te staan. Het lidwoord van onbepaaldheid een (gesproken ’n) is van het telwoord een afgeleid. Toen de zelfstandige naamwoorden hun buigingsvormen en geslacht verloren, hebben vormen van de lidwoorden een tijdlang de naamvallen en geslachten uitgedrukt. Tegenwoordig hebben de lidwoorden van bepaaldheid nog een rest van deze functie behouden, doordat men het combineert met onzijdige en de met niet-onzijdige zelfstandige naamwoorden. Het lidwoord gaat niet altijd, zoals o.a. in het Nederlands, aan het zelfstandige naamwoord vooraf; in de Skandinavische talen volgt het er op.
DR B. VAN DEN BERG.