Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kabbala

betekenis & definitie

of ontvangen leer (overlevering) is de naam in de Middeleeuwen door de Joden gebruikt voor hun geheime leer en mystiek. Zij komt vooral in de 13de eeuw tot bloei en wordt dan een soort geheimzinnige wijsbegeerte, welker beginselen men reeds in het Perzisch-Macedonische tijdperk aantreft, terwijl zij de Oosterse emanatieleer tot grondslag heeft.

Bij Philo, in de Talmoed en in de Midrasjim vindt men wijsgerig-godsdienstige speculaties, die door latere schrijvers zijn uitgewerkt; het eerste mystiek-cosmogonische werk is het boek Jezirah (schepping) uit de 7de eeuw, dat aan Akiba werd toegeschreven. Eerst veel later evenwel, nl. in de tweede helft der 12de eeuw, bemoeide zich deze geheimzinnige leer, die zich aanvankelijk bij God en de schepping bepaald had, met uitlegkunde, zedeleer en wijsbegeerte en trad op als een mystiek-godsdienstig leerstelsel. De geschriften, die daarover in de volgende 3 eeuwen in het licht verschenen, handelden over de esoterische leer der Gewijde Schrift, over haar uitlegging, over de microcosmos en de macrocosmos, over de ziel, over het leven na de dood, over de Messiaanse toekomst, over het doen van wonderen door het uitspreken van de naam van God of door het gebruik van heilige spreuken enz. Het hoofdwerk van de Kabbala is het in de 13de eeuw in het Aramees geschreven boek Sohar (lichtglans),dat aandeMisjnaleraar Simonb. Jochaiwerd toegedicht, maar waarschijnlijk afkomstig is van Mozes de León (12501305). De Kabbalisten hadden de wijsgeren en voor een gedeelte ook de Talmoedisten tot tegenstanders.

Opnieuw bloeide de Kabbalistische wijsheid tegen het einde der 16de eeuw in Palestina en Italië. Een late uitloper van de Kabbala is de Chassidische beweging (z Chassidisme), die in de 18de eeuw in Oost-Europa ontstond en daar spoedig tot grote verbreiding kwam. In de landen van West-Europa heeft de Kabbala nooit een grote rol gespeeld in het geestelijke leven der Joden.Bibl.: The Zohar, transl. by H. Sperling and M. Simon, (5 dln, London 1931); Zohar, the B x>k of Splendor, ed. by G. Sholem (New York 1949).

Lit.: E. Bischoff, Die Kabala (Leipzig 1903, herdr. 1917, Ned. vert. 1906); G. D. Ginsbury, The K. (New York 1920); E. Bischoff, Elemente der K. (2 dln, 2de dr. 1921); G. Sholem, Bibliographia kabbalistica (Leipzig 1927); C.

Bension, The Zohar in Mosiemand Christian Spain (London 1932); G. Sholem, K., in: Encycl. judaica IX (Berlin 1932); J. L. Palache, Hebr. literatuur (1935), hfdst. IX; E. Munk, Das Licht der Ewigkeit.

Einf. in das Weltbild der jüd. Überlieferung (Frankfurt a. M. 1935) j G. Sholem, Major Trends in Jewish Mysticism (New York 1941); J- L Blau, The Christian Interpretation of the Cabala in the Renaissance (New York 1944).

< >