(weg van de keizer), leuze van die kringen in Japan, die vóór de nederlaag als gevolg van Wereldoorlog II opkwamen voor een vernieuwing der gehele maatschappij op nationale grondslag. De aanhangers van Kôdô stelden de nationale overlevering van het sacrale karakter van het keizerschap tegenover de ideeën van liberalisme en democratie.
Kôdô staat in nauw verband met de leer van de Boesjidó-moraal en het zgn. Kokoetai-principe, dat vnl. wordt beheerst door de gedachte dat het Rijk gedurende meer dan 26 eeuwen geregeerd wordt door een ondoorbroken keten van keizers, afstammelingen van de zonnegodin Amaterasoe. Het Japanse ras heeft daardoor een goddelijke taak welke geen ander volk is opgelegd. Kôdô vormt de grondslag van het Japanse imperium dat, meent men, over het gehele gebied van de Stille Oceaan, over China en India en ten slotte over de gehele wereld zou gaan heersen.