Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Justus de HARDUYN

betekenis & definitie

of Joost de Hartwijn, Zuidnederlands dichter (Gent 11 Apr. 1582 - Oudegem 9 Mei 1636), stamde uit een bekend humanistengeslacht. Van een succesvolle loopbaan in de wereld zag hij af om geestelijke te worden: in 1607 werd hij tot priester gewijd en tot pastoor aangesteld te Oudegem bij Dendermonde.

In zijn jeugd dichtte hij, geheel in de toon en de trant van de petrarquistische poëzie der Pléiade, een reeks van 50 sonnetten: De Weerliicke (wereldlijke) Liefden tot Roose-mond (pas in 1613 zonder naam van auteur door de Aalsterse rederijker E. Gaudron uitgegeven); hiermede voerde hij het cyclische genre in de Zuidnederlande literatuur in. Zijn vroeger Vernis ghejancksel na zijn priesterwijding verfoeiend, gaf hij in 1620 een bundel geestelijke liederen uit, de Goddelicke Lofsanghen. Hierin werd een aantal wereldse gedichten uit zijn vorige bundel omgewerkt tot geestelijke. Er komen enkele liederen in voor van een ongerepte, frisse schoonheid, waarin De Harduyn, over Hervorming en Renaissance heen, opnieuw de innignaïeve en zuivere toon heeft weten te treffen van het middeleeuwse volkslied. In 1620 verscheen nog Den Val ende Opstand van David, een episch gedicht met stichtelijk karakter, nauw aansluitend bij het bijbelverhaal. Verder leverde De Harduyn nog een verdienstelijke bewerking van Herman Hugo’s Pia Desideria in de Goddelijcke Wenschen (1629 en een paar gelegenheidswerkjes. In Zuid-Nederland is hij de zuiverste literaire persoonlijkheid uit de eerste helft van de 17de eeuw.PROF. DR E. ROMBAUTS

Lit.: O. Dambre, De Dichter Justus de H. (Gent 1926); Idem, J. de H.’s drievoudig Testament, in Roeping, 1943, 43-48; E. Rombauts, J. de H.’s Goddelicke Lof-Sanghen als Liedboek der Contra-Reformatie, in: Feestbundel H. J. van de Wijer (1944), II, 247-268.

< >