is de naam van drie pausen.
Julius I
paus (6 Febr. 337 - 12 Apr. 352), heilige, koos partij voor Athanasius tegen de Arianen en beriep in 340 een synode te Rome, die Athanasius als rechtmatige bisschop van Alexandrië erkende en zijn afzetting voor onrechtmatig verklaarde. Met zijn instemming riep keizer Constantius in 342 een synode te Sardica d.i. het tegenwoordige Sofia bijeen, waar in drie van de 20 opgestelde canones het reeds lang bestaande recht en gebruik, dat een bisschop, door een provinciaal concilie afgezet, op Rome kon appelleren, nader werd omschreven en wel in die zin, dat aan Rome een jurisdictie van cassatie over het gehele episcopaat werd toegekend. Feestdag 12 Apr.
Bibl.: Van de hem toegeschreven brieven zijn er slechts twee authentiek.
Lit.: E. Caspar, Geschichte des Papsttums (1903), blz. 131-165; F. K. Seppelt, Der Aufstieg des Papsttums (1931), blz. 92-103.
Julius II
paus (1 Nov. 1503 - 20 Febr. 1513; geb. 5 Dec. 1443 te Albissola bij Savona), eigenlijk Giuliano della Rovere, neef van paus Sixtus IV. Deze verhief hem tot bisschop en kardinaal (1471), waarna hij de pauselijke stoel beklom. Hij was hoofdzakelijk een krijgs- en staatsman en beschouwde het als zijn voornaamste taak de onder paus Alexander VI uiteengescheurde Kerkelijke Staat te herstellen.
Hij verjoeg Caesare Borgia, veroverde Bologna en andere steden, deed de hertog van Ferrara in de ban, dempte een oproer te Florence en sloot in 1509 verbintenissen met keizer Maximiliaan en koning Lodewijk XII. Met eerstgenoemde streed hij tegen Venetië, doch nauwelijks had deze republiek hem door de afstand van enige steden tevreden gesteld, toen hij zich met haar en andere staten tegen Frankrijk verbond. Het beleggen van een concilie te Pisa in 1511 door enige ontevreden kardinalen met de steun van Lodewijk XII was voor Julius aanleiding, ten einde zijn tegenstanders de wapens uit de handen te slaan, in 1512 de 5de Lateraanse Kerkvergadering bijeen te roepen. Hij was zeer kunstzinnig aangelegd en in dat opzicht een echte renaissancepaus. Julius legde de eerste steen voor de nieuwe St Pieter en verleende aan kunstenaars als Bramante, Michelangelo en Rafaël opdrachten voor hun onsterfelijke werken. Al traden door zijn strijdlust de kerkelijke belangen op de achtergrond, zij werden niet verwaarloosd, zoals o.m. blijkt uit zijn maatregelen tegen de simonistische pauskeuze.
Lit.: M. Brosch, J. II u. die Gründung d. Kirchenstaates (1878); E. Rodocanachi, Le pontificat de J. II (Paris 1928); C.
Stange, Erasmus u. J. II. Eine Legende (i937); M. A. Renaudet, Le concile gallican de Pise-Milan (1922); Pastor, Gesch. der Päpste (III, 659-1041).
Julius III
paus (8 Febr. 1550 - 23 Mrt 1555, geb. 10 Sept. 1487 te Rome), eigenlijk Giovanni Maria del Monte, vanwaar zijn geslacht afkomstig was. Hij werd, nadat hij onder Paulus III tot kardinaal was verheven (1536), met twee andere pauselijke legaten Cervini en Pole afgevaardigd naar het Concilie te Trente, dat hij 13 Dec. 1545 opende en waar hij met ijver de belangen van de paus behartigde. Als paus riep hij na de verlegging van het concilie naar Bologna in 1547 en de daarop gevolgde schorsing in 1549 het concilie op 1 Mei 1551 opnieuw te Trente bijeen, maar de krijgsoperaties van Hendrik II van Frankrijk, de sultan en Maurits van Saksen dwongen de prelaten op 15 Apr. 1552 opnieuw uiteen te gaan. Hij steunde, hoewel zelf sterk wereldsgezind en niet vrij van nepotisme, de steeds in kracht toenemende hervormingsbeweging en bekrachtigde 21 Juli 1550 door een bulle de Jezuïetenorde. Op zijn naam staat de stichting van het Collegium Germanicum, een instituut voor de opleiding van Duitse priesters.
Lit.: O. Schweitzer, Zur Gesch. der Reform unter J. (1907); Pastor, Gesch. der Päpste (1913 VI 1-314).