Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Johannes CLOPPENBURG

betekenis & definitie

Nederlands Calvinistisch godgeleerde (Amsterdam 13 Mei 1592 Franeker 30 Juli 1652), studeerde te Leiden in het Staten-college, was leerling van Gomarus en toen reeds tegenstander van Vorstius, maakte een uitvoerige reis langs vele buitenlandse hogescholen, w.o. Genève (1613-1616) en werd in 1616 predikant te Aalburg, daarna te Heusden naast Voetius, disputeerde in 1618 met Slatius en kwam in 1621 als predikant te Amsterdam.

Hier polemiseerde hij als bijna geen ander tegen Doopsgezinden en Remonstranten en samen met Smout ook tegen de volgens hen veel te mild gestemde vroedschap. Vondel beantwoordde hen in zijn Rommelpot van ’t Hanekot en Boerencatechismus. Smout werd verbannen, Cloppenburg week uit (1629), werd predikant te Brielle, in 1641 hoogleraar te Harderwijk en in 1644 te Franeker. Hij was in zekere zin een voorloper van Coccejus in de verbondstheologie.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Bibl.: Gangraena theologiae anabaptisticae, d.i.: Cancker van de leere der Wederdooperen (1625, h. Lat. vert. 1645, 1656); Schriftuyrlyck fondament van de Enghe poort (1627); Trouwhertige aanwijsinge van theologische redenen (tegen de Remonstranten, 1627) ; Omnia theologica opera ed. Joh. à Marck, 2 vol. (Amsterdam 1684).

Lit.: Biogr. Wb. van Prot. Godgeleerden, II (1920); N.Ned. Biogr.

Wb. I (1911); C. Sepp, Het godgeleerd onderwijs in Ned. II (1874), i.v.

< >