Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Johann joseph ignaz von DÖLLINGER

betekenis & definitie

Duits R.K. kerkhistoricus (Bamberg 28 Febr. 1799-München 10 Jan. 1890), ontving in 1822 de H. Priesterwijding, in 1823 benoemd tot leraar aan het Lyceum te Aschaffenburg, sedert 1826 professor in de Kerkgeschiedenis aan de universiteit van München, in 1845 katholiek afgevaardigde in de Beierse Kamer en in 1868 lid van de Rijksraad.

Aanvankelijk trad hij op als verdediger van de Kerk tegenover het Jozefisme en staatsdespotisme, geraakte echter sedert de jaren’6o onder invloed van de liberale elementen aan het Beierse Hof en pleitte sedertdien voor een Duits-nationale Kerk in de grote eenheid van Rome. Tegelijkertijd ijverde hij voor de hereniging van de Protestanten met de moederkerk, welke hij mogelijk achtte als Rome maar tegemoetkomend wilde zijn. Toen Rome zich echter met dit streven niet inliet, wekte dit zijn antipathie tegen de Kerk, welke weldra groeide tot bittere haat en voortaan zag hij in de pauselijke macht nog slechts een beeld van Islamietisch despotisme. Reeds vóórdeopeningvan het Vaticaans Concilie schreef hij zijn felle brochures Der Pabst und das Konzil (onder de schuilnaam Janus) en Römische Briefe vom Konzil (onder het pseudoniem Quirinus) tegen de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid, en begin Juli 1870 redigeerde hij een verklaring, welke door 44 professoren werd ondertekend, dat ze zich aan de besluiten van het Concilie niet zouden onderwerpen. Toen de 18de Juli de pauselijke onfeilbaarheid tot dogma werd verklaard, traden de Duitse bisschoppen zeer tegemoetkomend tegen hem op, maar hij weigerde zich te onderwerpen en werd de 17de Apr. 1871 geëxcommuniceerd. Hij stichtte geen eigen kerkgenootschap, maar weigerde zich te onderwerpen en stierf buiten de gemeenschap van de Kerk, welke hij door zijn werken uit zijn katholieke periode waardevolle diensten had bewezen.

EADM. WINKELS O. CARM.Bibl. (voornaamste werken): Lehrb. d. Kirchengeschichte (2 vol. 1836/38); Die Reformation (3 vol. 1846/47/48); Luther (1851); Hippolytus und Callistus (1853); Heidentum und Judentum, Vorhalle zur Geschichte des Christentums (1857); Kirche und Kirchen, Papsttum und Kirchenstaat (1861); Die Papstfabeln des Mittelalters (1863); Geschichte der Moralstreitigkeiten in der römisch-katholischen Kirche seit dem 16. Jahrh. (in samenwerking m. H. Reusch, 2 vol. 1869); Beitr. z. Sektengesch. d.

Mittelalters (2 vol. 1890). De meeste van deze werken werden 00k in het Engels en Frans vertaald.

Lit.: J. de Jong, Handb. d. Kerkgesch. IV3 (1937) 150, 178; J. Friedrich, I. von D. (3 vol. 1898-1901); E Michael, I. von D. (1894); H. v. Sybel, Vorträge und Abhandlungen (1897); F. Vigener, Drei Gestalten aus dem modernen Katholizismus, Möhler, Diepenbrock, Döllinger (1926); Lord Acton, D.’s Historical Work (Engl.

Hist. Rev. 1890); Idem, in Hist, of Freedom and Other Essays (1907).

< >