Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Johan willem friso

betekenis & definitie

prins van Oranje, vorst van Nassau-Dietz (Dessau 14 Aug. 1687 Moerdijk 14 Juli 1711), was de zoon van Hendrik Casimir II, stadhouder van Friesland, Groningen en Drente, en van Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau. Hij verwierf na het overlijden van zijn vader (1696) het stadhouderschap in de drie gewesten, onder voogdij van zijn moeder, bezocht op 13-jarige leeftijd de hogeschool te Franeker en begaf zich van daar naar die te Utrecht.

Hij nam sedert 1703 deel aan de Spaanse Successie-Oorlog en werd op 20-jarige leeftijd als stadhouder gehuldigd en bekleedde sindsdien feitelijk de post van generaal. Hij onderscheidde zich in de slag bij Oudenaarde (1708) en bij het beleg van Rijsel. In 1709 trad hij in het huwelijk met Marie Louise van Hessen-Kassel. In de slag van Malplaquet (1709) voerde hij bevel over de rechtervleugel en aan hem was vooral de overwinning te danken. Hij nam verder deel aan de inneming van Bergen, Douai en St Venant. In 1711 werd hij naar ’s-Gravenhage geroepen ter vereffening der erfenis van prins Willem III, waarover geschil bestond tussen hem en de Pruisische koning.

Op de tocht daarheen verdronk hij, doordat de pont over het Hollands Diep door de wind omsloeg. Zijn zoon Willem Karel Hendrik Friso werd na de dood van zijn vader geboren.Door de tegenwerking van Holland vooral bezat Johan weinig macht, hoewel Willem III hem tot universeel erfgenaam en opvolger had aangewezen. Vijf gewesten benoemden in het geheel geen stadhouder en maakten dat hij, ondanks herhaalde pogingen (1705 en 1707), niet toegelaten werd tot de Raad van State. Ook van aanvaarding van Willems erfenis was geen sprake; zowel de koning van Pruisen als de familie Nassau-Siegen betwistte hem die en hij behield slechts een deel; over Oranje zelf ontstonden moeilijkheden met de familie Conti, afstammeling van de Chalons. Deze werd gesteund door Lodewijk XIV, die geen Protestant in het prinsdom wilde, en zo ging dit over op deze familie, die de souvereiniteit van de Franse koning erkende; bij de vrede van Utrecht (1713) werd dit bevestigd.

Lit.: G. J. Guibal, J. W. F. en zijn tijd (Amsterdam 1938); N. Japikse, De gesch. v. h. huis van Oranje-Nassau II (2de dr., ’s-Gravenhage 1948).

< >