Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Johan willem albarda

betekenis & definitie

ir, Nederlands staatsman (Leeuwarden, 5 Juni 1877), bezocht de H.B.S. in zijn geboortestad en bekwaamde zich op de voormalige Polytechnische School te Delft tot werktuigkundig ingenieur. Van 1903-1905 was hij leraar aan de H.B.S. te Almelo in wis-, natuur- en werktuigkunde; van 1905-1911 aan eenzelfde onderwijsinstelling te ’s-Gravenhage.

Na gedurende twee jaar directeur van de Gem. Arbeidsbeurs te Amsterdam te zijn geweest, werd hij in 1913 lid van de Tweede Kamer. Reeds als student in 1899 was Albarda lid geworden van de S.D.A.P. Hij behoorde tot de vrij talrijke groep van jonge intellectuelen, die — vooral onder invloed van prof. B. H. Pekelharing — zich bij de arbeidersbeweging aansloten. Tal van vooraanstaande functies heeft hij in de S.D.A.P. vervuld. Van 1915-1927 maakte hij deel uit van de gemeenteraad te ’s-Gravenhage — alwaar hij van 1917-1923 als wethouder van Onderwijs optrad — ; van 1916-1919 had hij zitting in de Prov. Staten van Zuid-Holland. Van 1925-1940 bekleedde hij het voorzitterschap der soc. dem. Kamerfractie (een functie welke in de S.D.A.P. het politieke leiderschap der partij betekende) en had hij zitting in het partij-bestuur van de S.D.A.P. Men kan zeggen, dat naar algemeen gevoelen de „constructieve” periode in de moderne arbeidersbeweging in Nederland — na het door Troelstra belichaamde „propagandistische” tijdvak — met het politiek leiderschap van ir Albarda een aanvang nam, en dat deze van nature meer dan zijn grote voorganger, man van hartstochtelijk temperament, zich tot deze taak van opbouwen leende. Mocht Albarda, hoewel een uitstekend spreker, in meeslepend redenaarstalent de mindere van zijn voorganger blijven en niet beschikken over het dichterlijk-visionnaire, dat Troelstra’s wezen zozeer kenmerkte, de S.D.A.P. vond in Albarda een uiterst bekwamen, evenwichtigen, politieken aanvoerder, die in de partij een groot gezag bezat en ook door den tegenstander zeer werd gewaardeerd.Ook op internationaal politiek terrein was Albarda een figuur van betekenis. Reeds in 1917 maakte hij deel uit van het Nederlands-Scandinavische comité, dat het bevorderen van de vrede beoogde, streefde naar het herstel van de internationale socialistische eenheid en daartoe de conferentie van Stockholm belegde. In 1926 werd hij benoemd tot voorzitter van de Ontwapeningscommissie der Socialistische Arbeiders Internationale. In 1930 volgde zijn benoeming tot lid van de Executieve en het Bureau der S.A.I. en op 15 Mei 1939 wees de S.A.I. hem aan als haar voorzitter.

In Aug. van dat jaar trad Albarda met dr J. v. d. Tempel — de eerste soc. ministers in een Nederlandse regering — op als minister in het Kabinet-De Geer. Hij ontving de portefeuille van Waterstaat op dat moment, toen de wereldsituatie dreigender was dan ooit en verklaarde destijds: „De soc.-democratie is thans erkend als een eerbiedwaardige politieke factor in het Nederlandse gemeenschapsleven. Die erkenning opent voor ons nieuwe en schone perspectieven. Tegelijkertijd legt zij ons nieuwe, zware plichten op.” Dit ministerschap was voor ir Albarda inderdaad een bekroning van zijn politieke leiding; hij was het, die de S.D.A.P. ten volle gouvernementabel had weten te maken, haar van iedere revolutionnaire frase had bevrijd. Het was hem daarbij gelukt, de uiterste stromingen in de partij bijeen te houden. Uiteraard blijft het een open vraag, in hoeverre hij hierin zou zijn geslaagd bij een normale ontwikkeling der politieke verhoudingen.

Nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen (Mei 1940), week Albarda met Koningin en regering uit naar Engeland. Voor Radio-Oranje trad hij verschillende malen als spreker op; indrukwekkend waren vooral zijn 1 Mei-redevoeringen. In een dezer toespraken kwam de zinsnede voor: „De V van Victorie en de V van Vrijheid vormen samen de W van Wilhelmina.” Het constitutioneel koningschap werd door hem ten volle aanvaard.

Ook in het eerste Londense Kabinet-Gerbrandy had Albarda zitting. In Febr. 1945 trad hij echter af naar aanleiding van het ontslag van den derden socialistischen minister in dit Kabinet, mr J. A. W. Burger. Daar er geruchten gingen, als zou ir Albarda tegen de verwijdering van landsverraderlijke elementen zijn, gaf hijzelf aan de „Times” een krachtig en afdoend démenti. Op 25 Aug. 1945, na de bevrijding dus, werd ir Albarda benoemd tot lid van de Raad van State.

Hoezeer ook bereid de basis van het democratische socialisme te verbreden, toch heeft Albarda zich gekant tegen de wijze waarop de Partij van de Arbeid in de plaats van de S.D.A.P. werd gesteld. Hij legde zich ten slotte bij de totstandkoming der nieuwe partij neer, al had hij — blijkens zijn publieke verklaring — liever een andere procedure gezien.

Een theoreticus is ir Albarda niet. Van zijn hand zijn verschillende prae-adviezen, brochures en artikelen in de socialistische pers verschenen, maar nimmer schreef hij een uitgebreide, diepgaande studie over maatschappelijke en politieke vraagstukken. Een practicus is hij, en een paedagoog.

Bibl.: Prae-adviezen i.z. Welke maatregelen zijn er te nemen ter beteugeling der werkloosheid, enz. (1909); Nieuwe Organen, rapp. t. nadere uitwerking der artt. 78 en 194 der Gev. (uitgebracht door Commissie ingesteld door de S.D.A.P.); voorts: DenemarkenNederland (nationale ontwapening), Amsterdam 1930; Pasen (rede), Amsterdam 1935.

< >