Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZUID-HOLLAND

betekenis & definitie

Nederlandse provincie, groot (1952) 314 100 ha, wordt ten W. begrensd door de Noordzee, ten N. door Noord-Holland, ten O. door Utrecht en Gelderland en ten Z. door Noord-Brabant en Zeeland. De zuidelijke grens loopt resp. door Nieuwe Merwede, Hollandsch Diep, Volkerak, Krammer, Grevelingen en Brouwershavensche Gat.

De provincie bestaat uit drie delen, die worden aangeduid als het vasteland, de eilanden en de waarden. De eilanden en de waarden zijn gelegen tussen de grote rivieren (deels getijstromen), die — behalve de in 1950 afgedamde Brielsche Maas — in open gemeenschap met de zee staan, de genoemde zeegaten en het Haringvliet. De grote rivieren zijn: de Hollandsche IJsel (open rivier tot Gouda), de Lek, de Nieuwe Maas, de Nieuwe Waterweg en het Scheur, de Merwede, de Oude Maas, de Botlek, de Noord, de Dordtsche Kil en het Spui. Plannen tot het aanbrengen van een stormvloedkering in de Hollandsche IJsel bij Krimpen a/d IJsel zijn in voorbereiding. De eilanden zijn Rozenburg, de Welplaat, IJselmonde, Voome-Putten, de Hoeksche Waard of Beijerland met de eilandjes Beerenplaat en Tiengemeten, het Dordtsche Eiland en Goeree/Overflakkee; de „waarden” de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard met de Vijfheerenlanden.Bodemgesteldheid

Het vasteland van Zuid-Holland is behalve langs de kust, de grote rivieren en de Rijn, een zgn. veengebied. De bovenste aardlagen zijn veelal een mengsel van klei en veen. In de droogmakerijen komt de klei aan de oppervlakte, elders is deze met een laag veen bedekt. Onder deze lagen bevindt zich een dikke diluviale zandlaag, die zich voortzet tot ver onder de bodem van de Noordzee. De Krimpenerwaard en de Alblasserwaard behoren ook tot het veengebied; de eilanden zijn met een dikke laag klei (zee- en/of rivierklei) bedekt. Op enkele plaatsen in het veengebied der provincie komt het diluviale zand aan de oppervlakte; o.a. te Hillegersberg, Bergambacht en in de Alblasserwaard de zgn. donken, waarvan de bekendste de Brandwijkse donk is.

De door de zee opgeworpen duinen bestaan uiteraard uit zand. De duinenreeks langs het strand noemt men wel de jonge duinen, dit in tegenstelling tot de oude duinen, die op enige afstand daarachter liggen. Het tussengelegen land (geestgrond) bestaat uit zand, klei en moerasveen. Op de oude duinen liggen o.a. Voorburg, Voorschoten, Lisse en Sassenheim. ,



De bodem van Zuid-Holland is — op de duinenrij en enkele daarachter liggende polders na — geheel beneden de zeespiegel gelegen, als gevolg waarvan in dit lage gebied veelal kwel optreedt.

Nu is in de diluviale laag, die zich onder de alluviale bovenlagen van klei en/of veen bevindt, het diepe grondwater op vele plaatsen zout. De kwel brengt dit zout naar boven. Indien men in de polders wellen slaat of diepe putten voor zandwinning graaft en aldus de afsluitende veen- en kleilaag verbreekt, werkt men deze zoute kwel in de hand.

Daarnaast kruipt zoutwater van de zee onder de zoetwatervoorraad, die zich in en onder de duinen heeft gevormd, door. Zijn dit al redenen voor verzilting van het boezemwater in Zuid-Holland, het steeds verder opdringen van het zoutwater in de rivieren, vooral in de Nieuwe Waterweg, is daarvoor nog van meer betekenis. Dit zoutwater toch wordt bij sluisgang telkenmale in de binnenwateren binnengelaten.

Waterkering en afwatering

De kering van het buitenwater en de afvoer van het overtollige binnenwater is voor Zuid-Holland, dat behalve de duinenreeks practisch overal beneden de zeespiegel ligt, van grote betekenis.

Is de eigenlijke zeekust overal door duinen beschermd, die met uitzondering van het eerste gedeelte ten N. van Hoek van Holland (hier is achter de duinenrij een slaperdijk aanwezig) een voldoende kering vormen, de zeegaten en de grote rivieren, waartoe ook de Nieuwe Waterweg moet gerekend worden te behoren (ook deze staat in open gemeenschap met de zee), hebben de aanleg van hoge dijken nodig gemaakt. In een dezer zeegaten, de zgn. Brielsche Maas, is in 1950 een dam gelegd van Rozenburg naar Oostvoorne, zodat deze niet meer in open gemeenschap met de zee staat en de daarlangs gelegen dijken dus binnendijken zijn geworden. De dijken langs de grote rivieren en de zeegaten zijn voor het overgrote deel in onderhoud bij waterschappen. Zo ook de duinen. De duinen op Goeree zijn echter in onderhoud bij het Rijk.

Op de meeste eilanden en waarden is het dijksbeheer in één hand, maar ten dele berust het onderhoud mede bij de aangrenzende polders. Een verdere concentratie van dijksbeheer is in voorbereiding.

Grote hoogheemraadschappen en waterschappen met een belangwekkende geschiedenis zorgen in Zuid-Holland voor het boezembeheer, t.w. de Hoogheemraadschappen Rijnland (deels in Noord-Holland gelegen), Delfland, Schieland, het Groot Waterschap van Woerden (ten dele in Utrecht gelegen), het Hoogheemraadschap Amstelland (ten dele in Noord-Holland en Utrecht gelegen) en de grote waterschappen de Overwaard en de Nederwaard in de Alblasserwaard. De Hoogheemraadschappen de Alblasserwaard met Arkel beneden de Zouwe, de Vijfheerenlanden en de Krimpenerwaard zijn dijksbeherende lichamen.

Er zijn in Zuid-Holland rond 700 polders. Deze slaan hun overtollig water op de boezems of rechtstreeks op het buitenwater uit en laten in droge tijden water uit de boezem in. Onder die polders is ook een aantal droogmakerijen begrepen, w.o. de Zuidplaspolder (slootpeil 6,02 m N.A.P.) en de Prins Alexanderpolder (slootpeil 6,50 m - N.A.P.). Deze beide droogmakerijen slaan hun overtollig water uit op de rivier de Hollandsche IJsel.

Geschiedde vanouds de bemaling der polders door molens, in de loop der jaren zijn die veelal vervangen door mechanische bemalingsinrichtingen. In het N. der provincie is evenwel nog een gebied waar men veel molens in bedrijf aantreft. Het molencomplex aan de Kinderdijk (van de Overwaard en de Nederwaard) is voor vreemdelingen een bezienswaardigheid. In totaal zijn er in ZuidHolland nog 145 watermolens over (1950).

Door de zgn. Diefdijklinie langs de grens van Zuid-Holland en Gelderland, in onderhoud bij het waterschap van de Diefdijklinie, wordt het eventuele inundatiewater uit de Betuwe gekeerd. De Noorder Lingedijk vormt hier een tweede verdedigingslinie. Het waterschap de Hoekschc Waard heeft het beheer over de buitendijken van dit eiland; het waterschap de Dijkring Flakkee over de buitendijken van het eiland Overflakkee. Het Hoogheemraadschap Schieland heeft zowel dijksbeheer (Schielands Hooge Zeedijk) als boezembeheer (de Rotte); het Hoogheemraadschap Voorne heeft enkel dijksbeheer, waaronder mede begrepen de duinen op Voorne. Het Hoogheemraadschap van de Bemisse zorgt voor de dijken aan de uiteinden van de vroegere rivier de Bernisse, maar het heeft tevens de zorg voor het boezemwater (de Bernisse vormt de scheiding tussen Voorne en Putten); het Hoogheemraadschap Putten is een dijksbeherend lichaam, maar het zorgt tevens voor de bemaling van de Vier-Ambachtenboezem. In de eerste gewone zitting van 1953 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland besloten tot de oprichting van één dijkswaterschap voor de eilanden Voorne Putten, Rozenburg en De Welplaat. Delfland en Rijnland hebben beide niet alleen de zorg voor hun boezems, maar tevens voor de zeewering (de duinen en het strand).

Rijnland heeft 4 grote gemalen: te Halfweg en Spaarndam (in Noord-Holland) en te Katwijk en Gouda (in Zuid-Holland). Rijnland heeft mede de zorg voor de dijk van de Hollandse IJsel onder Gouda, voor zover deze nog open is. Tot de boezem van Rijnland behoren o.a. de Kagerplassen, de Braassemermeer, een deel van de Oude Rijn, de Zijl en het Rijn-Schiekanaal tot Leidschendam. Delfland heeft twee grote gemalen, één nabij Maassluis en één bij Vijfsluizen (Schiedam). In Leidschendam is een gemaal dienende voor inlaat van water uit Rijnlandsboezem ter verversing van het water in de boezem van Delfland. Op gebied van Delfland zijn ter bescherming van de kust tegen de golfslag talrijke hoofden in zee uitgebouwd.

Delfland heeft tevens de zorg voor de Maasdijk van de kust tot Schiedam (van Maassluis af tot Hoek van Holland vormt hier de spoorbaan de daadwerkelijke waterkering). Schieland heeft zijn grote gemaal in Rotterdam aan de Admiraliteitskade. Het Groot Waterschap van Woerden loost zijn water via Rijnland; Amstelland heeft zijn uitwatering in Noord-Holland. De Overwaard en de Nederwaard hebben hun gemalen aan de rivier de Lek, beide te Kinderdijk.

De Groote of Zuidhollandse Waard is de oude benaming van het land ten Z. van de Merwede en de tegenwoordige Oude Maas met Dordrecht en Geertruidenberg. Hij werd reeds in de 12de eeuw bedijkt. In 1421 braken de dijken bij Strijen en Werkendam door, waardoor 34 dorpen verloren gingen en o.a. de Biesbosch ontstond. Van deze laatste is op Zuidhollands gebied in 1927 weer een deel ingedijkt.

Bevolking

Zuid-Holland is de meest volkrijke provincie van Nederland. Zij heeft (1954) ca 2,5 millioen inw., dat is bijna een kwart deel van de bevolking van Nederland. Daarvan is ca 39,5 pct Ned. Herv., 24,5 pct R.K., 11 pct Geref. en behoort 4 pct tot andere gezindten, terwijl de niet-kerkelijken 21 pct uitmaken.

In het Z.W. van het zgn. vasteland zijn grote bevolkingscentra gelegen, t.w. Rotterdam, Dordrecht, Schiedam, Vlaardingen, Delft, Den Haag, Leiden. Te zamen met de bollenstreek, het Westland, Haarlem en Amsterdam vormen deze steden de zgn. randstad Holland met een bevolkingsdichtheid van (1952) 3790 inw. per km2. De daarbuiten gelegen agrarische gebieden zijn vrij dun bevolkt. Slechts langs de Oude Rijn en de grote rivieren komen verder bevolkingsconglomeraten voor van enige betekenis, waaronder Gouda en Gorinchem.

Zuid-Holland telt 173 gemeenten, waarvan er twee meer dan 500 000 inw. hebben, nl. Rotterdam en ’s-Gravenhage. Op 1 Jan. 1952 hadden 30 gemeenten minder dan 1000 inw.; het kleinste aantal inw. had toen Peursum (378). De grootte der gemeenten varieert tussen 55 ha (Nieuwpoort) en 15 797 ha (Rotterdam). Aangezien ca een kwart van alle Ned. industriële-, commerciële- en transportbedrijven in Zuid-Holland gevestigd zijn, is hier ook ca een vierde gedeelte van alle industriearbeiders van Nederland woonachtig (1950: 372 000).

De inheemse bevolking van Zuid-Holland is Frankisch met een Friese inslag (in het dialect der vissersdorpen valt nog een bepaald Fries accent te beluisteren). De trek naar Holland van de buitengewesten heeft de oorspronkelijke samenstelling van de bevolking der steden sterk beïnvloed.

Middelen van bestaan

Een groot deel van Zuid-Holland is agrarisch gebied: landbouw en veeteelt nemen er een belangrijke plaats in. In sommige streken heeft zich echter de tuinbouw ontwikkeld, terwijl elders bijzondere teelten tot ontplooiing zijn gekomen. Ook is de visserij nog altijd een bron van bestaan, zowel de zee- als de riviervangst. Daarnaast heeft de industrie zich steeds meer uitgebreid en vormt zij, met de daarmee samenhangende bedrijven (transport en handel) de hoofdbron van inkomsten.

TUINBOUW

Al vanouds is het Westland een gebied, waar groenten worden geteeld. Past. Verburgh (1647-1708) voerde er de druiventeelt in. Thans is het Westland met zijn vele warme kassen en schoorstenen de Groente fabriek van Nederland. Naast groenten worden hier ook fruit en bloemen geteeld. Belangrijk is vooral de druiven- en tomatenteelt.

Er zijn hier 12 coöperatieve veilingen. Op de geestgronden ten N. van Wassenaar, maar vooral in de buurt van Voorhout, Noordwijk, Lisse, Sassenheim en Hillegom, vormt de bloembollenteelt een hoofdbron van bestaan (2525 ha bollengrond). De bollen worden veel naar het buitenland geëxporteerd. In Boskoop e.o. heeft zich de teelt van sierheesters, bomen en rozen ontwikkeld. Ook deze producten worden over de gehele wereld verzonden. In de gemeente Ter Aar, bij Nieuwkoop, onder Roelofarendsveen, in de buurt van Pijnacker en-Rodenrijs, op IJselmonde en ook op de geestgronden van Voome wordt mede tuinbouw beoefend. Overal heeft men veilingen voor de verkoop der producten.

VEETEELT

Een speciaal veeteeltgebied is het N. van de provincie ten O. van Leiden. Hier is een gebied van eigen katers, die de Leidse kaas bereiden (nagelkaas). Ook de streek tussen Gouda en Woerden is voor de vee teelt van belang. De Krimpenerwaard en de Alblasserwaard zijn eveneens veeteeltgebieden. In de Krimpenerwaard worden per 100 ha 245 koeien gehouden en 326 varkens, in het land van Gouda en Woerden resp. 245 en 334. In het gebied om Gouda wonen de „eigen kazers”, die de Goudse kaas ter markt brengen.

LANDBOUW

Deze overheerst in midden Zuid-Holland, al wordt ook hier de veeteelt nog beoefend (grote melkfabriek „Nutricia” in Zoetermeer), terwijl ook de Vijfheerenlanden en de „eilanden” speciale landbouwgebieden zijn. Bij Oud Beijerland en in de Vijfheerenlanden treft men fruitteelt aan (Oud Beijerland heeft een fruitveiling). In de Hoeksche Waard zijn vlasroterijen (5s-Gravendeel); in Puttershoek en Oud Beijerland suikerfabrieken. Op Goeree/Overflakkee is veel uienteelt; de hier vroeger belangrijke teelt van cichorei neemt af.

VISSERIJ

Scheveningen is de grootste vissershaven van de provincie; t.a.v. de haringvangst zelfs de belangrijkste van Nederland. Daarnaast wordt de zeevisserij nog beoefend in Vlaardingen en in Katwijk (dat geen eigen haven heeft). In Stellendam is de garnalenvangst van betekenis. De riviervisserij neemt af, zij wordt nog beoefend in Ammerstol en Hardinxveld. De vroegere zalmvisserij te Kralingsche veer is van niet veel betekenis meer.

TOERISME

Onder de badplaatsen zijn Scheveningen en Noordwijk van internationale betekenis; Katwijk is zeer in trek als familiebadplaats. Daarnaast nemen Hoek van Holland, Oostvoorne, Kijkduin, Rockanje en Ouddorp steeds meer in betekenis toe.

De Kagerplassen, Warmond, de Braassemermeer, de Reeuwijksche plassen en de plassen van Nieuwkoop en Noorden zijn watersportcentra. Eerlang zal ook de boezem, ontstaan door afdamming van de Brielsche Maas, een watersportcentrum worden.

In het Kruiningergors bij Oostvoorne is des zomers een druk tentenkamp (spec. voor Rotterdammers); in het Langeveld bij Noordwijkerhout ontwikkelt zich een kampeercentrum.

INDUSTRIE

Langs de Merwede, de Noord, de Nieuwe Maas, de Nieuwe Waterweg en de Hollandsche IJsel zijn vele scheepswerven. Ook te Alphen aan de Rijn is deze industrie gevestigd. Men treft steenbakkerijen aan langs IJsel en Rijn. In de Zuidhollandse steden neemt de industrie een belangrijke plaats in.

Zo o.a. Olieraffinaderijen (Pemis), olie en margarine (Zwijndrecht, Delft, Rotterdam en Vlaardingen), confectie (Rotterdam), brandewijn en spiritus (Schiedam, Delft), aardewerk (Gouda, Delft), kaarsen, pijpen (Gouda), tabakswaren (Waddinxveen, Den Haag, Rotterdam), koffie en thee (Rotterdam), kabels (Delft, Alblasserdam), dekens (Leiden), meubels (Waddinxveen, Den Haag, Rotterdam), machines (Kinderdijk, Alphen, langs de grote rivieren, Rotterdam, Den Haag, Leiden, Dordrecht, Gorinchem), suikerwerk en chocolade (Den Haag, Leiden, Rotterdam).

Handel

De grote steden zijn centra van handel en verkeer. Rotterdam met de best geoutilleerde haven van Nederland (de grootste van het continent) is de belangrijkste handelsstad der provincie. Ook Dordrecht heeft een zeehaven. In Rotterdam is de grootste veemarkt van Nederland. Voorts is hier de belangrijke koopmansbeurs gevestigd. Ook in Leiden, Delft, Gorinchem en Gouda worden veemarkten gehouden. Kaasmarkten zijn er te Leiden, Woerden, Bodegraven, Gouda en Oudewater.

Verkeer

Door Zuid-Holland lopen enige zeer belangrijke spoorlijnen, t.w. de lijn Amsterdam - Roosendaal - Antwerpen enz., aan welke electrische lijn o.a. Leiden, Den Haag, Rotterdam en Dordrecht zijn gelegen, en de electrische lijn Den Haag - Utrecht (en verder naar Duitsland). Op deze lijnen is een zeer frequent verkeer; eerstgenoemde spoorverbinding is de drukste van Nederland. Verder is er een electrische spoorverbinding van Rotterdam via Schiedam naar Hoek van Holland (Harwich-boten naar Engeland) en van Rotterdam naar Gouda (aansluiting van Rotterdam op de lijn naar het O. en N. van Nederland). Van minder betekenis is de spoorbaan van Dordrecht naar Gorinchem en verder naar Gelderland.

Voorts zijn er voor het wegverkeer de grote wegen van Amsterdam naar Den Haag en Rotterdam en van daar via de tunnel onder de Nieuwe Maas naar Dordrecht en het Z. (Moerdijkbrug), de grote weg van Den Haag naar Utrecht (met aansluitingen aan Gouda en Woerden) en van Rotterdam naar Gouda (aansluiting op vorengenoemde grote weg). Dan is er de Rijksweg, die onder Ridderkerk aftakt van de Rijksweg Rotterdam - Dordrecht en die van daar loopt met een overbrugging over de Noord, door de Alblasserwaard naar de Betuwe. De Rijksweg van Utrecht naar de Betuwe, die met een grote brug over de Lek is gevoerd, loopt door de Vijfheerenlanden. De nieuwe Rijksweg van Vianen tot Gorinchem en verder naar Noord-Brabant is nog slechts ten dele gereed. Ten slotte zijn er dan nog de oude postwegen van Den Haag naar Haarlem en van het Haagsche Schouw via Leiden langs de Rijn naar Alphen a/d Rijn en Woerden en verder naar Utrecht.

De Rijksweg van Rotterdam over IJselmonde en de Hoeksche Waard naar het Z. is nog slechts ten dele verbeterd; goeddeels is hij nog in de oude toestand. Hij geeft aansluiting te Numansdorp op de veren naar Den Bommel en naar Willemstad. De bescheiden Rijksweg langs het Voornsche kanaal geeft bij Hellevoetsluis toegang tot het veer naar Middelhamis. Van Rotterdam naar het W. en vervolgens met een grote boog naar het N. is een Rijksweg geprojecteerd, die nog slechts ten dele voltooid is. De provincie Zuid-Holland heeft behalve de genoemde Rijkswegen een uitgebreid net van ruim 600 km secundaire wegen in onderhoud. Daarnaast is er een net van 675 km tertiaire wegen, terwijl er dan verder nog ca 1900 km verharde kwartaire wegen zijn. Deze provincie is dus rijk van wegen voorzien.

Behalve de grote rivieren, die het grote scheepvaartverkeer dienen, zijn er in Zuid-Holland enige belangrijke binnenscheepvaartwateren. Twee daarvan zijn bestemd als binnenvaartverbindingen tussen Amsterdam en Rotterdam. De ene (geschikt voor schepen van 600-1000 ton) loopt van de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder via de Kaag en de Zijl naar het Rijn-Schiekanaal (Vliet) en volgt dan verder de Delftsche Schie naar Rotterdam; Den Haag is door de Trekvliet daarmee verbonden. De tweede (geschikt voor groot scheepvaartverkeer 1500 a 2000 ton) loopt van genoemde ringvaart via de Braassemermeer en de Heimanswetering naar de Rijn, volgt deze tot Gouwsluis, gaat dan door de Gouwe en bereikt via de Julianasluis de Hollandsche IJsel.

Leiden grenst niet alleen aan het Rijn-Schiekanaal en de Zijl, het is ook gelegen aan de Oude Rijn, welk vaarwater van daar tot Bodegraven een behoorlijke scheepvaartverbinding vormt, niet alleen voor Leiden maar ook voor Alphen. Het Aarkanaal vormt (van Gouwsluis af) de verbinding van de Rijn met het Amstel-Drechtkanaal in Noord-Holland. Verder zijn er nog enkele Rijkskanalen, die van enige betekenis zijn voor het scheepvaartverkeer, t.w. het Voornsche kanaal en het Merwede- of Zederikkanaal door de Vijfheerenlanden.

Ten slotte bezit Zuid-Holland nog enkele binnenwateren, die van enige betekenis voor de scheepvaart zijn, zoals de Rotte, de ringvaart van de Zuidplaspolder, de vaart van Delft naar Vlaardingen en Maassluis, de Linge van Gorinchem tot de grens, de Graafstroom, de gekanaliseerde Hollandsche IJsel van de Waaiersluis onder Haastrecht tot Oudewater en de Haarlemmertrekvaart. Het scheepvaartverkeer op deze wateren is echter niet van veel betekenis meer.

Wapen

Het Zuidhollandse wapen vertoont in een gouden veld een naar rechts ziende klimmende leeuw (de Hollandse Liebaert) van keel met tong en klauwen van azuur.

Bestuur

De hoofdstad van Zuid-Holland is ’s-Gravenhage. Het provinciaal bestuur bestaat uit de Provinciale Staten (82 leden) en een daaruit gekozen college van Gedeputeerde Staten (6 leden) voor het dagelijks bestuur, beide onder voorzitterschap van de Commissaris der Koningin.

De Provinciale Staten plegen te vergaderen in het gebouw van de Eerste Kamer der Staten Generaal of, zo dit niet beschikbaar is, in de Ridderzaal of in een ander gebouw te ’s-Gravenhage. Indien het Wapen van de provincie Zuid-Holland nieuwe gebouw voor het provinciaal bestuur, dat zal verrijzen op het terrein van de voormalige Dierentuin, ter vervanging van het bij het bombardement op 3 Mrt 1945 gedeeltelijk verwoeste gebouw aan het Korte Voorhout, gereed is, zal Zuid-Holland over een eigen Statenzaal beschikken.

Voor de rechtspraak ressorteert de provincie voor het grootste gedeelte onder het gerechtshof te ’s-Gravenhage en voor kleine gedeelten onder het gerechtshof van Amsterdam; in de provincie zijn 3 arrondissementsrechtbanken (te Dordrecht, ’s-Gravenhage en Rotterdam) en 12 kantongerechten (te Alphen aan den Rijn, Oud-Beijerland, Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, ’s-Gravenhage, Leiden, Rotterdam, Schiedam en Sommelsdijk).

Geschiedenis

Vrijwel het gehele gebied van de tegenwoordige provincie Zuid-Holland maakte in de Middeleeuwen deel uit van het graafschap Holland en na de opstand van het gewest Holland, de meest bevolkte en invloedrijke provincie van de Republiek der Verenigde Nederlanden (z Holland 1, graafschap).

De provincie Holland werd in 1798 verdeeld in verschillende departementen (z Bataafse Republiek), in 1801 weer in haar oude vorm hersteld (z Holland 2, departement van de Bataafse Republiek); in 1806 werd zij verdeeld in een zuidelijk en een noordelijk deel, resp. genoemd Maasland en Amstelland. Tijdens het Keizerrijk kwamen de grenzen van het Département des Bouches de la Meuse in grote trekken met die van de huidige provincie Zuid-Holland overeen.

Volgens de Grondwet van 1814 was de provincie Holland administratief in een Zuider- en Noorderkwartier verdeeld, met twee colleges van Gedeputeerde Staten en twee Gouverneurs, maar met een Statenvergadering. Bij de Grondwetherziening van 1840 volgde de definitieve scheiding tussen Zuid- en Noord-Holland als afzonderlijke provincies.

Zuid-Holland was ook de naam van een baljuwschap, het rechtsgebied van de Hoge Vierschaar te Dordrecht; verder van een rentmeesterschap van de Rekenkamer van Holland; in beide gevallen het gebied rondom Dordrecht. Zuid-Holland was ten slotte in de tijd van de Republiek het gedeelte van Holland bezuiden het IJ; dit in tegenstelling met Noord-Holland (z Noord-Holland).

Lit.: Tegenwoordige Staat van Holland, 5 dln (Amsterdam 1742-1750); A. Loosjes, Z.-H. in beeld (Amsterdam 1930); Beschr. v. d. prov. Z.-H. behoorende hij de Waterstaatskaart (’s-Gravenhage 1937); L. F. Teixeira de Mattos, de Waterkeringen, Waterschappen en Polders van Z.-H., dl 1, 2, 4-10 (1906-52); S. J.

Fockema Andreae, het Hoogheemraadschap van Rijnland, diss. Leiden (1934); Th. F. J. A. Dolk, Gesch. v.h.

Hoogheemraadschap Delfland (’s-Gravenhage 1939). Tijdschrift: Z.Holl. Studiën (sinds 1950).

< >