Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Johan Johannes FABRICIUS

betekenis & definitie

Nederlands romanschrijver en tekenaar (Bandoeng 24. Aug. 1899), bracht zijn jeugd gedeeltelijk in Indië en in Nederland door.

Gedurende Wereldoorlog I bezocht hij de Haagse en Amsterdamse schildersacademie, werkte in de jaren 1917 en 1918 als „Kriegsmaler” aan het Oostenrijks-Italiaanse front en kwam in de loopgraven voor het eerst ook tot schrijven. Na de oorlog reisde hij veel, schreef jongensboeken, sprookjes, toneelstukken, romans, en illustreerde vaak zelf zijn werken. Toont hij zich als illustrator een begaafd tekenaar van rijke fantasie, als schrijver kenmerkt hij zich door een zeer opmerkelijk verteltalent dat zich niet bekommert om literaire verfijning en problematiek, maar levendig en voortdurend weet te boeien, en aldus de avonturenen intrigeroman doet herleven. Komedianten trokken voorbij blinkt onder zijn talrijke romans uit. Het werd door de Mij der Ned. Letterkunde bekroond. Gedurende Wereldoorlog II trad hij evenals Den Doolaard te Londen als spreker op voor Radio Oranje. Na de oorlog bezocht hij opnieuw Indonesië. In zijn romans is veel reisbeschrijving verwerkt. Zijn jongste boek is een groot opgezette, historische roman over Hendrik van Brederode (De grote Geus, 1949).Bibl.: Jongensboeken: Eiko van den Reigerhof (1922); De Scheepsjongens van Bontekoe (1924). Toneelwerken: Hans de klokkenluider (1926); Dole Wapper (1928). Romans en novellen: Nagtegael (1925); Het meisje met de blauwe hoed (1927); Charlotte’s grote reis (1928); Mario Ferraro’s Ijdele Liefde (1929); Venetiaansch Avontuur (1930); Komedianten trokken voorbij (1931); Melodie der Vejten (1932); Leeuwen hongeren in Napels (1934) J De Dans om de Galg (1934); Flipje (1936); Kasteel in Karinthië (1938); Halfbloed (1946); Eiland der Demonen (1948); De grote Geus (1949).

< >