Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Johan Coenraad van HASSELT

betekenis & definitie

(Doesburg 24 Juni 1797 - Buitenzorg 8 Sept. 1823), studeerde te Groningen in de medicijnen, maar bepaalde zich met zijn medestudent Kuhl hoofdzakelijk tot de natuurlijke historie, promoveerde te Groningen in de geneeskunde en werd 11 Juni 1820 met Kuhl van gouvernementswege voor de „Natuurkundige commissie voor Nederlandsch Indië” afgevaardigd naar Oost-Indië, om daar de plantenen dierenwereld te bestuderen en te verzamelen. Hij bereikte in Dec. 1820 zijn bestemming en deelde in brieven aan de hoogleraar Van Swinderen en anderen bijzonderheden mede omtrent zijn onderzoekingen, welke door dezen gepubliceerd werden in de Alg. Konsten Letterbode (1822, p. 82, 99, 115, 132, 149, II p. 275, 290; 1823,1 p. 315, 329, 360, II p. 130, 230, 242, 264, 341; 1824, I p. 20, 34, 54, 227).

Met buitengewoon enthousiasme legden de beide jongelingen zich toe op het hun opgedragen werk. Het door hen bijeengebrachte materiaal benevens de vele gemaakte aantekeningen behoren tot de belangrijkste pioniersarbeid, bij het natuurwetenschappelijk onderzoek der Nederlandse koloniën verricht. Beiden werden het slachtoffer van hun al te grote ijver, die geen rekening hield met het tropische klimaat. Nog geen 9 maanden na aankomst stierf Kuhl en 2 jaar later viel Van Hasselt als slachtoffer van klimaat en tropische ziekten.De tekenaar Van Raai ten verzorgde hun collecties en zond deze naar het museum te Leiden. De directeur Temminck zorgde, dat ze zo goed mogelijk tot haar recht kwamen. Zelf nam hij de vogelbeschrijvingen op in zijn Planches coloriées d’oiseaux en de zoogdieren in zijn Monographies de Mammologie. Boie verzorgde de amphibieën in zijn Erpétologie, Guvier en Valenciennes de vissen in hun Histoire naturelle des poissons, terwijl De Haan de insecten verzorgde. De botanische verzamelingen en aantekeningen werden door Blume in zijn Bijdragen tot de flora van Nederlandsch Indië en zijn Rumphia, sive observationes botanicae bewerkt, door Van Breda in zijn Genera et species orchidearum et Asclepiadarum en door Miquel in zijn Flora van Nederlandsch-Indië.

Lit.: M. J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek (1915); M. Greshoff, in: Album der Natuur (1903), p. 1-22, 60-88; Indisch Magazijn 1845, 2de Twaalft., afl. 5-6, p. 85; De Natuur XLI (1921), p. 259; Alg. Konsten Letterbode 1824 I, p. 34, 225; 1825 I, p. 198, 212, 230; v. Swinderen, Alm. d.

Ak. Gron. 1823.

< >