Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Jean de LA BRUYÈRE

betekenis & definitie

Frans schrijver (Parijs 16 Aug. 1645 - Versailles 10 Mei 1696), was eerst advocaat, vervolgens ontvanger te Caen, woonde echter te Parijs, en kwam daarna, waarschijnlijk op aanbeveling van Bossuet, aan het hof te Chantilly, waar hij les gaf aan de hertog van Bourbon, de kleinzoon van Condé. Hij woonde vervolgens afwisselend te Parijs, Chantilly en Versailles.

Zijn voornaamste geschrift is getiteld: Les caractères de Theophraste, een vertaling uit het Grieks in het Frans, gevolgd door een reeks karakters, bij de beschrijving waarvan hij de zeden en gewoonten schildert van zijn tijd. La Bruyère is een van de belangrijkste Franse moralisten. Zijn beschouwingen over de aard der mensen zijn als die van zijn meeste tijdgenoten pessimistisch. Zowel het uiterlijk als het karakter van de door hem waargenomen typen geeft hij in een eenvoudige pakkende taal weer. Ook zijn democratische gevoelens, een zekere wrevel tegenover de hogere standen en een drastische beschrijving van de ellende der boeren zijn in de „Caractères” te vinden. Veel uitspraken op letterkundig gebied, vervat in het hoofdstuk Des ouvrages de VEsprit zijn geldig gebleven in de Franse literatuurbeoordeling. Zijn Caractères heeft grote opgang gemaakt en is in de meeste talen van Europa vertaald.Bibl.: Les Caractères de Théophraste, traduits du grec, avec les Caractères ou les Mœurs de ce siècle, gepubl. zonder naam van de schrijver, 1688; 7 maal herdr. tijdens het leven van La B.; elke herdr. bevatte nieuwe portretten en kernachtige oordelen (maximes) ; de eerste druk had er 420, de achtste 1120; de eerste druk is herdr. in 1848; de eerste crit. uitg. is van Walckenaer, 1845; de beste uitg. is die in de Grands Ecrivains de la France, de Oeuvres complètes in 5 dln, 1865-1878, herdr. in 6 dln in 1920, door G. Servois, moderne herdr.: 1929, 2 dln; 1934,1 dl door Jul.Benda; van de Caractères alleen: 1920, 1928, 1931, 1932.

Lit.: A. Vinet, Moralistes français des XVIe et XVIIe s. (859); Prévost-Paradol, Etudes sur les moralistes français (1865) ; E. Fournier, La comédie de J. de la B. (1866, 2 dln) ; Et. Allaire, La B. dans la maison des Condés (1886, 2 dln); M. Pellisson, La B. (1892) ; P. Morillot, La B. (1904) ; M. Lange, La B. critique des conditions et des institutions sociales (1909) ; E. Magne, La B. (1914); F. Strowski, La B. en Amérique (1929); H. Klaus, La B., Mensch und Gesellsch. in seinen Charakteren (Berlin 1925); A. Gide, in: Divers (Paris 1932); H. Klaus, J. d. La B. in: Verhältnis zu seiner Zeit dargestellt, diss. Berlin (1935); G. Michaut, La B. (Paris 1936).

< >