Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jan Cornelisz. VERMEYEN

betekenis & definitie

Nederlands portretschilder, ontwerper van cartons voor wandtapijten en etser (Beverwijk ca 1500-Brussel 1559), ontwikkelde zich onder invloed van Jan van Scorel, met wie hij bevriend was. Van 1525-’30 was hij in dienst van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, die hij o.a. in 1529 naar Kamerijk vergezelde; het jaar daarna was hij te Augsburg werkzaam, waar hij de portretten schilderde van Ferdinand I en diens echtgenote Anna van Hongarije.

Vervolgens werkzaam bij de landvoogdes Maria van Hongarije, trok hij in 1535 met het leger van keizer Karel V naar Tunis. Hij vervaardigde de ontwerpen voor 12 wandtapijten, voorstellende de overwinningen van de keizer (tapijten: Madrid, Kon. Paleis; 10 cartons te Wenen). Tot vijf keer toe beeldde hij daarop zichzelf af. Tijdens een verblijf in Spanje (1539) schilderde hij een groot doek ter herinnering aan een sportfeest te Toledo (Scropton, Gr.-Britt., verz. Sackville).Zijn vroegst gedateerde ets is van 1538, acht bladen zijn gedateerd 1545 en twee andere 1546. Tot zijn vroege schilderijen behoort een aanbidding der koningen (Bonn, Prov. Museum) en tot zijn beste portretten kunnen gerekend worden dat van Everard de la Marck, vorst-bisschop van Luik (New York, verz. von Pannwitz), van een waardigheidsbekleder (Wilton House, Gr-Britt., verz. Earl of Pembroke), van Herman van Gouda, deken van St Marie te Utrecht en een mansportret in de verz. Fentener van Vlissingen (Utrecht). Een drieluik, voorstellende de opwekking van Lazarus, ca 1548 geschilderd voor de familie Micault, bevindt zich thans in het Kon. Mus. te Brussel.

JJR D. HANNEMA

Lit.: A. J. Wauters, J. G. V., peintre de Charles V (Bruxelles 1901); H. Göbel, Wandteppiche, I (Leipzig - Berlin 1923); Marthe Grick-Kuntziger, in: Oud-Holland, XLIV (1929); A.

E. Popham, Gat. of Etchings by J. G. V.; O. Benesch, J. V. als Bildnismaler, in: Münchener Jahrb.

VI (1929); K. Steinbart, in: Marburger Jahrb. (1931); M. J. Friedländer, Alt-Niederl. Malerei, XII en XIV (Berlin 1935, 1937); G. J.

Hoogewerff, De Noord-Ned. Schilderkunst, IV (’s-Gravenhage 1941-’42).

< >