(Engels: Jaipur, Jyepour of Jeypore-, Sanskrit: Jajapoera)
(1), een vorstendom, dat sedert 30 Mrt 1949 deel uitmaakt van de Radsjastanse Unie in India, is 15 610 km2 groot en telt (1941) 3 040 goo inw. De zandige bodem is grotendeels vlak met daarin verspreid vruchtbare oasen. De zomer is drukkend heet. De bevolking bezit veel vee en verbouwt graan, peulvruchten, katoen en tabak; in het zand groeien in het droge seizoen grote watermeloenen. Uit het Sambhameer wordt zout gewonnen. De gemengde bevolking bestaat uit Mina, die men voor de oorspronkelijke bewoners houdt, Dsjats, die zich vooral met de landbouw bezighouden en de heersende stam der Radsjpoeten.
De regerende vorst is het hoofd van het Radsjpoetaanse huis Katsjwaha. Van 1818 tot 1947 stond de staat onder Brits bestuur.
(2), hoofdstad van de gelijknamige provincie in India, gelegen op 26° 58' N.Br. en 750 47' O.L. v. Gr. en met (1941) 175 810 inw. Jaipoer heeft brede straten, die de stad in rechthoekige blokken verdelen (een unieke wijze van stedenaanleg in dit gebied) en is omgeven door een wal en een muur met hoge torens en 7 poorten. Er zijn vele stenen huizen, tempels en moskeeën, een sterrenwacht en een citadel. In het centrum verheft zich het vorstelijke paleis. De stichter der stad, Dsjai-Singh II, was een beroemd sterrenkundige en minister van keizer Mohammed van Delhi (1718-1748).
Er is een uitgebreide handel, textiel-, emaillerings-, metaal- en edelsteennijverheid. De voormalige hoofdstad van het vorstendom Jaipoer, Amber, vroeger beroemd als Indisch wetenschappelijk centrum, ligt thans in puin.