Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Jacopo tintoretto

betekenis & definitie

eig. naam J. Robusti, Italiaans schilder (Venetië 29 Sept. 1518 31 Mei 1594), was de eerste maniërist in Venetië.

Zijn motto was: de kleur van Titiaan en de tekening van Michelangelo. Karakteristiek is zijn flakkerende schetsmatige schildertrant en in later tijd het clair-obscur, waarmee hij zijn werken geestelijke verdieping gaf. Hij werkte en leefde voortdurend in Venetië, waar men hem ook alleen volledig kan leren kennen.Hij was zeer religieus en leefde zeer eenvoudig in een geheel andere kring dan Titiaan. Zijn opdrachtgevers waren veelal religieuze broederschappen. Van zijn jeugd en leertijd is weinig bekend. In 1539 was hij reeds zelfstandig meester. Zijn werk is in drie perioden in te delen. Voor het eerste tijdperk (tot 1548) is de invloed van Bonifazio, Schiavone en Carpaccio nog duidelijk. Tot de kleurige werken uit deze tijd behoren o.a. de plafondschildering Apollo en Marsyas (Davenport), gemaakt voor Aretino met wie hij bevriend was. Afsluiting van deze tijd is het Wonder van de H. Marcus van 1548 (Venetië, Academie), dat hem op slag beroemd maakte en waarover lange tijd getwist is. Voor de compositie van deze schildering waren de fresco’s van Michelangelo in de Capp. Paolina in het Vaticaan, die hij in 1548 gezien had, van grote invloed. Tot 1560 duurde de tweede periode, waarin de kleur sterk afnam, de compositie op de diepte gericht was en het decoratieve element een grotere rol kreeg. In De Tempelganz van Maria, ca 1555 (S. Maria dell’ Orto) staan omstanders op de voorgrond, met de kleine Maria hoog op de trap, op wie de aandacht van de toeschouwer toch direct wordt gericht door de bouw van de compositie. In latere composities wordt het hoofdmoment van de handeling uit het midden naar de zijkant van het tafereel overgebracht.

Na 1560 begon de laatste periode, die van de meesterwerken, waarin kleur, licht en dieptewerking tot hun volle ontplooiing kwamen. Tintoretto werd nu de hoofdmeester van het late Maniërisme. Voor de S. Maria della Salute schilderde hij De Bruiloft in Kana (1561). Daarna ontstonden de drie werken met het Vinden en Vervoeren van het lijk van S. Marcus (Venetië, Academie en Milaan, Brera) met buiten de as geplaatste handeling. Het hoofdwerk van deze tijd is de beschildering van de Scuola di San Rocco (1565-’87), die hij eigenhandig uitvoerde. Te noemen van de vele voorstellingen uit Oud en Nieuw Testament zijn Mozes slaat water uit de rots-, Avondmaal ( 1580) ; Vlucht naar Egypte, waarbij voor het eerst figuren, verloren in het landschap, weergegeven zijn; de zeer voorname Christus voor Pilatus; de Kruisiging. De figuren lichten nu gewoonlijk op uit donker gehouden, niet geheel te herkennen ruimten, waardoor het geheel een geheimzinnige, magische toon krijgt. Dit is bij uitstek het geval bij zijn laatste werk Het Avondmaal (1594) in de S. Giorgio Maggiore, waarbij de tafel diagonaalsgewijs in de diepte is geplaatst. Door zijn schaduwachtige figuren, zijn visionnaire stijl en schier magische sfeer bevat dit stuk elementen die het Barok aankondigen. Voor het Dogenpaleis had hij sedert 1574 gewerkt en o.a. het reusachtige Paradijs op doek geschilderd, voor de achterwand van de grote zaal.

Lit. E. Waldmann, T. (1921); M. Dvorâk, Gesch. d. Ital. Kunst Bd II s. 144 (München 1928); La Mostra del T. Gat. delle opere (1937); G. Delogu, T. in der Scuola di S. Rocco (1938); E. v. d. Bereken, Die Gemälde des T. (1942); L. Coletti, Il T. (Bergamo 1941); U. Nebbia, T. (Bergamo 1944); D. Formaggio, T. (Milano 1950); R. Palucchini, La giovinezza del T. (Milano 1950).

< >