Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jacopone da todi

betekenis & definitie

eigenlijk Jacopo de’ Benedetti, Italiaans dichter (Todi, 1228 of 1230 - Collazzone, 25 Dec. 1306), stamde uit een adellijke Umbrische familie, werd in zijn vaderstad als advocaat een rijk en geëerd man, doch verzaakte, na het verlies van zijn jonge vrouw bij een ongeluk in 1268, de wereldse goederen, trad in de Derde Orde van St Franciscus en ontpopte zich sedertdien als een hoogst origineel, stoutmoedig en teder dichter van Lauden of geestelijke zangen. In 1278 werd hij Franciscaans kloosterbroeder en schaarde zich als zodanig aan de zijde der Spiritualen, waardoor hij in heftig conflict kwam met paus Bonifacius VIII, die hij in uiterst felle satirische gedichten aanviel.

Wegens samenspanning met diens vijanden, de Colonna’s, werd hij geëxcommuniceerd en in 1298 in de gevangenis geworpen. Eerst na Bonifacius’ dood, in 1303, werd hij bevrijd. Zijn laatste jaren sleet hij in het klooster van Collazzone.Zijn gedichten, in Umbrisch dialect geschreven en daardoor zeer populair geworden, vormen het hoogtepunt der Franciscaanse lyriek. Zij zijn een merkwaardig mengsel van extatische fijnheid en boerse platheid, maar beide verlenen dit werk een ongewone uitdrukkingskracht en getuigen van een sterke dichterlijke persoonlijkheid.

Het is de kunst van een mysticus. Jacopone da Todi wordt thans vrijwel algemeen voor de dichter van het Stabat Mater dolorosa gehouden;een ander Latijns Marialied, Stabat Mater speciosa, dat hem vroeger werd toegeschreven, is niet van hem. Uit zijn Lauden, in dialoogvorm geschreven, is het Middeleeuwse Italiaanse drama in de volkstaal gegroeid.

MR H. VAN DEN BERGH

Bibl.: Ed. Princeps (Firenze 1490); beste mod. uitg. der Laudi, d. G. Ferri (Bari 2 1930).

Lit.: F. Ozanam, Les Poètes Franciscains en Italië (1852); A. d’Ancona, Letteratura italiana dei primi secoli, II (1878); E. Gebhardt, L’Italie mystique (1890); N. Sapegno, Frate J. (Torino 1926); J. Steiger, J. da T., diss. Zürich (1945).

< >