(baron), heer van o.a. Obdam, veelal Jacob van Wassenaer-Obdam genoemd, Nederlands admiraal (1610 - bij Lowestoft 13 Juni 1665), trad in dienst van het Staatse leger en versloeg o.a. met honderd man te paard bij Stokheim drie Spaanse compagnieën.
In 1644 werd hij kolonel over een regiment cavalerie. In 1653 benoemden de Staten, voor wie hij reeds eerder zendingen had verricht, hem tot hun gemachtigde der Staten op ’s lands vloot, waarover Maarten Harpertsz. Tromp het bevel voerde. Toen Tromp gesneuveld was werd Wassenaer, hoewel onbekend met de zeedienst, in zijn plaats luitenant-admiraal. In 1656 zeilde hij met een vloot naar de Oostzee en ontzette Dantzig, daarmee zijn bekwaamheid ruimschoots bewijzend. In 1657 vermeesterde hij een belangrijke suikervloot op de kust van Portugal en in 1658 behaalde hij in de Sont een overwinning op de Zweedse admiraal Wrangel.
Toen in 1665 de oorlog tegen Engeland uitbrak, ontving hij de titel van luitenant-admiraal-generaal, stak met honderd schepen in zee en ontmoette 13 Juni de Engelse vloot bij Lowestoft. Het gevecht begon met het aanbreken van de dag en des middags vloog Van Wassenaer met zijn schip „de Eendragt” de lucht in, nadat hij in een moorddadig gevecht gewikkeld was geweest met het Engelse admiraalschip.Lit.: G. L. Grove, Journalen v. d. admiralen van W. O. en de Ruyter gedur. hun scheepstochten in de Deensche wateren, 16581660 (Werken Hist. Gen. 1907); J. G.
J. de Jonge, Gesch. van het Ned. Zeewezen, dl I (1859); A. Zettersten, Svenska Flottans Historia (1890); J. G. M. Warnsinck, Van vlootvoogden en zeeslagen (1940), Hfst. 13.
