Nederlands staathuishoudkundige (Haarlem 22 Dec. 1822 - ’s-Gravenhage 1 Oct. 1887), promoveerde in 1847 te Leiden in de rechten, werd in 1850 lid der Prov. Staten, in 1851 ambtenaar bij het dep. van Financiën, in 1860 lid van de Raad van Toezicht op de Spoorwegen, in 1864 hoogleraar in de staathuishoudkunde te Delft (tot 1873) en in 1868 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, hetgeen hij bleef tot zijn dood.
Zijn wetenschappelijke verdiensten bestaan vnl. in zijn aanhoudende strijd tegen de beschermende rechten en de gemeentelijke verbruiksbelastingen (waarvan de afschaffing bij de wet van 1865 plaats had). In 1852 richtte hij De Economist en in 1857 het Bijblad van den Economist op, dat niet meer bestaat.Bibl.: Beginselen der staathuishoudkunde (Amsterdam 1850; 5de dr. 1873); Over indirecte belasting als middel van plaatselijke inkomsten (Amsterdam 1851); Beknopte handleiding tot de kennis der spoorwegen (Amsterdam 1863); Stukken der grafelijke tijden uit het archief der stad Haarlem (1850).
Lit.: Levensber. Mij v. Lett., Leiden (1889).