Nederlands staatsman (Velzen 31 Juli 1654 - ’s-Gravenhage 27 Oct. 1725), was van 1680-1687 pensionaris van Amsterdam. Na de verzoening van Amsterdam en Willem III in 1685 werd hij een voorstander van diens anti-Franse politiek.
Van 1687-1700 vervulde hij diploma tieke zendingen. Vooral zijn onderhandelingen te Wenen waren van grote betekenis, daar zij de verbinding tot stand brachten tussen Oostenrijk en de Zeemogendheden, tegen Frankrijk. De Keizer verhief hem daarop tot baron. Van 1699-1725 was hij thesaurier-generaal van de Unie en behoorde hij tot de leiders van de Nederlandse politiek. In 1703 was hij gedeputeerde te velde en toonde grote moed en vastberadenheid in het ongelukkige gevecht bij Ekeren. In 1706, na de slag bij Ramillies, werd hij als gedeputeerde naar Brussel gezonden voor de regeling van het bestuur en de financiën van de juist veroverde Spaanse Nederlanden.
Hij was het vooral, die Marlborough dwars zat bij het verwerven van het gouverneur-generaalschap van dit land en die na moeizame onderhandelingen met de Engelsen een condominium van Engeland en Nederland over de Zuidelijke Nederlanden tot stand wist te brengen (1706-1716). Van zijn beide zoons was Comelis (1685-1762) van 1718-1726 ambassadeur in Frankrijk; Hendrik (1686-1761) officier en diplomaat. DR A. J. VEENENDAAL
Lit.: G. Murray, The Letters and Dispatches of J. Churchill, 1st Duke of Marlborough, 5 dln (London 1845); G. W. Vreede, Correspondance diplomatique et militaire de Marlborough, Heinsius et Hop (Amsterdam 1850); G. W.
Vreede, Inleiding tot eene geschiedenis der Ned. diplomatie I (Utrecht 1856); N. J. den Tex, Jacob Hop, gezant der Ver. Ned. (Amsterdam 1861); J. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, 2 dln (Haarlem 1903-05); Nieuw Ned. Biogr.
Woordenb. III (Leiden 1914); J. H. Hora Siccama, Aanteekeningen en Verbeteringen op het register op de journalen van C. Huygens den zoon (Amsterdam 1915); N. Japikse, Correspondentie van Willem III en van H.
W. Bentinck, 5 dln (’s-Gravenhage 1927-37); A. J. Veenendaal, Het Eng.-Ned. condominium in de Zuid. Ned. I (Utrecht 1945); A.
J. Veenendaal, Het Dagboek van G. Cuper (’s-Gravenhage 1950).