Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jacob HESSING

betekenis & definitie

Nederlands wijsgeer (Amsterdam 14 Jan. 1874 - Wassenaar 17 Apr. 1944). Hij werd tijdelijk theosoof, kwam zelfstandig tot Hegel en eerst daarna tot Bolland.

Hij hoorde Bolland zelden en sprak hem éénmaal. In 1933 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar te Leiden vanwege het Bolland Genootschap om college te geven in de filosofie, in de geest van Hegel.Hoewel Hessing niet tot de eigenlijke leerlingen van Bolland kan worden gerekend, kreeg hij als lid van het Bolland Genootschap weldra dominerende invloed in de kring der Nederlandse Hegelianen. In tegenstelling tot Bolland legde hij alle nadruk op de phaenomenologische denkwijze en zag af van alle exemplificatie van het begrip, waaraan Bolland’s geschriften zeer rijk zijn en die in Hegel’s werken voor de niet-ingewijde het aantrekkelijke daarin uitmaakt. Door velen om de moeilijkheid van zijn uitdrukkingswijze veroordeeld, door weinigen begrepen, staat hij in de uitvoering van het Hegelse principe alleen.

Bibl.: Zelfbewustwording des Geestes I (1925),idem II, in: De Idee van 1946-1950; Bewustzijn en Werkelijkheid (uitgeg. door prof. J. G. Wattjes, 1930); Philosopheeren „in den geest” van Hegel en universitair onderwijs (1933); Het begrip der cultuur (1934); Billijkheid van „autoritair” gezag (z. j.); Logica als leer van zuivere rede I, Inleiding (1941), idem II, Zijn (1948). De overige geschriften in: Handelingen van het Gen. voor Zuivere Rede (1917-1919), Tijdschr. voor Wijsb. (1918 en 1920) en in: De Idee (1923-1949):

Lit.: Julius Binder, Geist und Bewusstsein (in Zeitschr. f. deutsche Kulturphilosophie, 3, 1937); H. G. ten Bruggencate, Hegel en Hessing, tweeërlei leer van het bewustzijn (in: De Idee, IX, 1931); In Memoriam J. H., in: De Idee (1944); P. v. Schilfgaarde, J. H., in: Tijdschr. v. Wijsbegeerte XXXVII (1945).

< >