Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jacob de WITT

betekenis & definitie

burgemeester van Dordrecht (Dordrecht 7 Febr. 1589 - 10 jan. 1674), studeerde in de rechten en reisde vele jaren in Europa.

Daarna vestigde hij zich te Dordrecht als deelgenoot in de houthandel van zijn vader (tot 1633). In 1618 werd hij lid van het college van Achten, in 1620 van dat der Veertigen, daarna schepen; tussen 1639 en 1655 was hij 6 maal burgemeester. Vele malen was hij lid van Gecommitteerde Raden en in 1648 had hij zitting in de Staten-Generaal. Voorts was hij o.a. van 1625-1637 ontvanger der gemene landsmiddelen te Dordt. In 1644 reisde hij als buitengewoon gezant naar Zweden en in 1653 naar Lübeck ter bemiddeling tussen Zweden en Polen.

Ten gevolge van zijn verzet tegen de politiek van Willem II inzake de afdanking werd hij met 5 andere Hollandse regenten gevangengenomen en naar Loevestein overgebracht (30 Juli - 17 Aug. 1650), maar ontslagen op voorwaarde, dat hij niet meer aan de regering zou deelnemen. Twee dagen na de dood van de prins werd deze voorwaarde ingetrokken. In 1657 werd hij benoemd tot raad en rekenmeester van de Hollandse domeinen.

Ondanks zijn stug karakter en zijn regentenminachting voor het volk toonde hij zich in de politiek vaak verzoeningsgezind en toegeeflijk. Na de vermoording van zijn zoons nam hij ontslag uit de regering. Hij behoorde tot de Hervormde Kerk, maar stond scherp tegenover alle politieke invloed der predikanten.

Lit.: J. D. Veegens, Geddes en Jacob de Witt (in: Hist. Studiën, II, 1884); C. A. v. Sypesteyn, Jacob de Witt (Hollands vroegere tijden 1888).

< >