of Jacob Weyerman(s) gen. Campo vivo, Nederlands kunstschilder, toneelschrijver en journalist (Breda 9 Aug. 1677? -’s-Gravenhage kort voor 9 Mrt 1747), was als schilder een leerling van F. van Kessel te Breda, Th. van der Wilt te Delft en S.
Hardimé te Antwerpen, publiceerde ca 1705 een aantal kluchtspelen en trad sinds 1720 op als uitgever van weekbladen. Als journalist nam hij een zeer belangrijke plaats in. Zijn pen bezorgde hem vele vijanden; hij werd in 1739 wegens het schrijven van „pasquillen en vuijle lasterschriften” tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Houbraken prijst hem als bloemen- en vruchtenschilder; wij kennen slechts enkele bloemstukken van hem (gesign. J. Weyermans en Campo vivo). Bekend is thans nog zijn werk over Nederlandse kunstenaars, een bewerking van dat van Houbraken met eigen toevoegsels.Bibl.: weekbladen De Rott. Hermes (1720/21), De Amst. Hermes (1721/’23), Den ontleeder der gebreeken (1723/25), Den echo des werelds (1725/27), De doorzigtige heremyt (1728/’29), Den vrolijke tuchtheer (1729/30) enz. Toneel: Den Persiaanschen zijdewever enz. (ca 1725). Verder: De historie des pausdoms, 3 dln (1725-28), De levensbeschrijvingen der Ned. konst-schilders, 4 dln (1729-’69), De leevensbyzonderheden van J. H. baron v. Syberg, 2 dln (1733).
Lit.: W. P. Sautijn Kluit, J. C. W. als journalist, in: Bijdr. v. vad. gesch. en oudheidk., N. R.
VII (1872), aanvull. Bibliogr. Adversaria, II (1874/’75); H. W. van der Mey, J. G. W., in: De Ned.
Spectator (1895); J B. F. van Gils, Langs de zelfkant der geneeskunde: J. C. W., in: Ned. tijdschr. v. geneesk. LXXIII (1920), blz. 554 e.v.; D. J.
H. ter Horst, De geschriften v. J. C. W., in: Het Boek, XXVIII-1944/’46) ; M. Schneider, De Ned. krant, 2de dr. (1949), blz. 83-86.