Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

ECHO

betekenis & definitie

(1), nimfin de mythologie der Oudheid. Ovidius vertelt in zijn Metamorphosen (III 356 vlgg.), dat Echo dikwijls Juno aan de praat had gehouden, terwijl Jupiter bij de nimfen vertoefde.

Tot straf bewerkte Juno, dat Echo zelf niet meer kon praten, maar ook niet kon zwijgen, wanneer een ander sprak. Zo werd zij verliefd op de schone Narcissus, die haar versmaadde. Van verdriet kwijnde zij weg, tot zij een stem zonder lichaam werd.(2, geluidsleer). Geluidsgolven planten zich in de lucht voort met een snelheid van ca 340 m per sec. Wanneer zij op haar weg een voorwerp ontmoeten van een andere stof, een wateroppervlak, een muur, een bosrand of zelfs een dichte wolkenmassa, kan gedeeltelijke of soms vrijwel volledige terugkaatsing optreden. Zij gehoorzamen daarbij dezelfde terugkaatsingswet als licht tegen een spiegel wat betreft de richting van de teruggekaatste golf. Staat men op een afstand van 34 m van een muur en klapt men in de handen, dan zal men dus het teruggekaatste geluid s/io se' conde horen na de klap. Men spreekt dan van echo.

Echo is dus het meermalen horen van eenzelfde geluidssignaal, en komt tot stand doordat het geluid de waarnemer bereikt langs twee of meer wegen, die voldoende in lengte verschillen. Het blijkt, dat de signalen minstens 1/20 seconde na elkaar moeten komen om gescheiden te worden gehoord. Wekt de waarnemer zelf het geluid op, dan moet er zich dus bijv. een reflecterend vlak bevinden op 8 m of meer afstand. Meervoudige echo’s kunnen ontstaan als meer dan één reflecterend vlak aanwezig is (zie fig.). De waarnemer a hoort zijn echo via b, doch ook langs c d, e g en eventueel andere wegen. Tussen evenwijdige wanden hoort men soms een snelle roffel van echo’s (Eng. flutter echo).

Het geluid behoeft niet ter plaatse van de waarnemer te worden opgewekt (onweer in gebergte). Ook in concertzalen treden soms hinderlijke echo’s op.

Door het meten van het tijdsverschil tussen de ontvangst van het directe en het gereflecteerde signaal kan men de afstand van het reflecterende vlak berekenen, daar de geluidssnelheid immers bekend is.

Hiervan maakt men in verschillende technische toepassingen gebruik, bijv. de echopeiling met het echolood. Hierbij bedient men zich van geluidsgolven in water. Een recente toepassing is het opsporen van barsten en ongewenste insluitsels in vaste voorwerpen met een soort echopeiling. De „geluidsgolven” worden opgewekt en afgeluisterd met kwartskristallen. Feitelijk mogen wij nu niet meer van geluid spreken, daar de „toon” onhoorbaar hoog is. Ook radiogolven reflecteren onder omstandigheden.

In de moderne radartechniek heeft men ook dit verschijnsel uitgebuit voor echopeiling (z radar). DR IR C. W. KOSTEN

(3, muziek). In de muziek is het echoeffect veelvuldig toegepast. Uiteraard vindt men het in opera’s, liederen en programmatische muziek, waar de situatie of de tekst hiertoe aanleiding geeft, maar in de instrumentale muziek van de barok is het echo-effect -— hier in de zin van het herhalen van een muzikaal fragment in een aanmerkelijk geringere toonsterkte •— als een geliefd compositorisch-technisch hulpmiddel uitgebuit, dat allengs zijn naturalistisch karakter verloor. Voorlopers van deze echo-techniek kan men reeds in de vocale muziek van de i6de eeuw vinden. Door de invoering van de zgn. overgangsdynamiek ca 1750 raakte het echo-effect in onbruik. Niettemin kan men het in het werk van tal van meesters uit later tijd vinden o.m. in de sonates op. 81 en 90 van Beethoven.

Bij grote orgels wordt een aantal zachte registers wel op een apart echomanuaal geplaatst. Door het verwijderd opstellen van de hierbij behorende pijpen kan men het echo-effect op bijzonder suggestieve wijze doen horen.

(4, letterkunde) is een door de rederijkers beoefend literair satirisch genre, waarbij het laatste woord van elke regel rijmt op het voorlaatste en tevens antwoord geeft op de in die regel gestelde vraag. De meeste bekendheid verwierven de echo’s van Heyns Adriaensz. met haar felle satire op de Rooms-Katholieke geestelijkheid. „Wat zijn nu de Papen en Monnicken, die songen als een lijster? — Bijster”, en „Waarvoor acht men nu Monnicken ende Papen? — Apen”; ze gaven mede aanleiding tot zijn doodvonnis, dat 23 Juni 1568 te Haarlem werd voltrokken.

Lit.: S. Ampzing, Beschr. en Lof d. stad Haerlem (Haerlem 1628), blz. 447 e.v.; O. v. Lennep, Gedenkboek Trou Moet Blycken (Haarlem 1922), bijl. V, blz. 82.

< >