Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Jacinto benavente

betekenis & definitie

Spaans toneelschrijver (Madrid 12 Aug. 1866), wiens vader, don Mariano Benavente, een gevierd kinderarts was. De zoon, die van huis uit geen financiële zorgen kende, legt in zijn werken weinig belangstelling aan de dag voor economische problemen.

Liefde voor kinderen heeft deze verstokte vrijgezel in de ouderlijke woning al vroeg geleerd. Zijn jeugd bracht hij te Madrid door: hij is een rasechte Madrileen. Als jongen reeds interesseerde hij zich voor Spaanse en vreemde letteren, inzonderheid Franse, Engelse en Italiaanse (geen Duitse!). Later vertaalde hij enkele drama’s: Donjuan van Molière, King Lear van Shakespeare e.a. Een rechtsstudie aan de Universidad Central te Madrid gaf hij na de dood van zijn vader (1885) onmiddellijk op om te gaan lezen, reizen en schrijven. In 1912 werd hij tot lid van de Koninklijke Spaanse Academie gekozen, in de vacature-Marcelino Menéndez y Pelayo.

Veel prijs heeft de dramaturg blijkbaar niet op de hem verleende onderscheiding gesteld: hij is nimmer in ,,la docta casa” verschenen. In 1922, toen hij als artistiek leider van een toneelgezelschap een reis door Argentinië maakte, vernam hij dat hem de Nobelprijs voor letterkunde was toegekend. In 1944, een halve eeuw na de eerste opvoering van El nido ajeno (6 Oct. 1894), werd den hoogbejaarden auteur een nationale hulde gebracht.Ofschoon hij in zijn lange leven bijna uitsluitend dramatische werken heeft geschreven — ver over de honderd, waarvan merkwaardig genoeg geen enkel in verzen —, debuteerde Benavente als lyrisch dichter. Zijn Versos (1893) zijn niet veel meer dan een navolging van die van Ramón de Campoamor en Gustavo Adolfo Bécquer, de meest bewonderde dichters in het decennium 1880-1890. Vilanos (Zaadpluizen), een verzameling vertellingen, waaronder Elparaisoprometido en Los Reyes magos, verscheen in hetzelfde jaar als de Versos. Eveneens in 1893 publiceerde hij zijn Cartas de mujeres, waarin hij de diepten van de ziel der Spaanse vrouw trachtte te peilen.

Men heeft deze Spaanse „Brieven van vrouwen” vergeleken met de Lettres de femmes van Marcel Prévost, maar er is niet veel meer overeenkomst dan die van de titel.

Tegen het einde van de 19de eeuw zijn de Cartas de mujeres, waarvan de stijl hoogst natuurlijk en eenvoudig is, een weldadige afwisseling te midden van het zware, ernstige proza van Pérez Galdos en Pereda. Het succes was zeer groot en de brieven zijn herhaaldelijk herdrukt.

Na het Teatro fantdstico (1892), een viertal fantastische, romantische proeven (w.o. Cuento de primavera), waarvoor Shakespeare en Musset de inspiratie gaven, verscheen in 1894 Pas het eerste eigenlijke, volledig dramatische werk, El nido ajeno, opgevoerd in het Teatro de la Gomedia te Madrid, nadat de toneeldirecties wel tien of twaalf stukken van den jongen auteur hadden geweigerd. De critiek was slecht. Het was de tijd waarin men nog dweepte met de romantische drama’s van José Echegaray en Galdos. Men was nog niet toegankelijk voor het nieuwe dat Benavente bracht. Slechts een jong criticus als „Azorin” juichte zijn werk toe.

Het waren zeer moeilijke jaren voor Benavente, die een publiek maken moest voor zijn stukken, en weigerde stukken te maken voor een publiek, dat wars was van natuurlijke, eenvoudige taal, te zeer gehecht als het was aan oude dierbare conventies als lange alleenspraken, onmogelijke terzijdes e.d. Benavente is er in geslaagd, zijn Spaanse toehoorders te doen luisteren naar een dialoog die zich op een hoog peil beweegt, vol vernuftige en rake opmerkingen, waarin de ironie de plaats inneemt van de holle rhetoriek van een vorige periode, en de Spanjaarden te doen reageren op de fijnste toespelingen. Vier jaar na zijn debuut had hij het pleit reeds gewonnen. Gente conocida (Bekende mensen, 1896) en La comida de las fieras (De maaltijd der wilde dieren, 1898), die Benavente vooral als een satiricus deden kennen, die meedogenloos de corrupte Madrileense society geselde, hebben dan voorgoed zijn naam gevestigd. De handeling in deze stukken is zeer gering. Het is elke scène op zichzelf, elke claus, ja elke volzin, die waarde heeft en een eigen emotie.

De auteur hecht meer betekenis aan het schrijven van een goede, vlotte dialoog dan aan het opzetten van een onwaarschijnlijke intrige. Bewegen Gente conocida en La comida de las fieras zich in aristocratische milieu’s, de meeste stukken van Benavente spelen in de zgn. „alta clase media” van de Spaanse hoofdstad. Wil men die kringen leren kennen en vooral hun taal, die het meest correcte algemeen beschaafde Spaans is, dan is er geen beter studiemateriaal dan de comedia’s van Jacinto Benavente, zoals — onder vele—: Rosas de Otono (Herfstrozen, 1905), waarin, tegenover Ibsen’s Nora, Isabel het ideaal van de nobele Castiliaanse vrouw belichaamt, die aan de zijde van een moeilijken man de kunst heeft leren verstaan te berusten en zich op te offeren.

Het jaar 1907 vormt een hoogtepunt in de carrière van Benavente. Het is het jaar van Los intereses creados (Ned. vert.: De kringloop der belangen), naar veler oordeel het beste werk van den dramaturg, geschreven in de trant van de oude commedia dell’ arte, waarin met een klein aantal typen de tragedie van het menselijk bestaan wordt samengevat en het scheppen van een kringloop van belangen geplaatst wordt boven het scheppen van banden van liefde en genegenheid. Het late vervolg La ciudad alegrey confiada (De vrolijke en zelfverzekerde stad, 1916) staat ver bij zijn voorganger achter.

Van 1909 af stelde Benavente herhaaldelijk pogingen in het werk om, met den acteur Porredón, te komen tot een Spaans kindertoneel. Uit die tijd dateert El principe que todo lo aprendió de los libros (De prins die alles uit de boeken leerde, 1912).

Tegen het einde van 1913 verscheen La Malquerida, dat weer een hoogtepunt vormt. Evenals Senora ama (1908) is La Malquerida in het schilderachtige dialect van de provincie Toledo geschreven. In beide stukken laat Benavente al zijn cynisme varen. Hij keert terug tot het traditionele Spaanse realisme. We leren het leven van het eenvoudige boerenvolk van de vlakten van Castilië kennen. Opvallend is het hier wel zeer gering aantal toneelaanwijzingen.

Het zijn de verschillende karakters die sfeer moeten scheppen, meer dan de handeling. La Malquerida heeft ook buiten Spanje veel succes geoogst (in Nederland onder de titel: De passiebloem). Weliswaar is het stuk niet vrij van melodramatische elementen — waarvan Benavente over het algemeen zo afkerig is —, maar in geen van zijn stukken wordt op zulk een beklemmende wijze een hartstocht uitgebeeld als hier.

Bij den ouderen Benavente wijkt de satire van den pessimist voor de humor van den scepticus. Wat hem vooral treft zijn de verborgen diepten der grote levensproblemen. De Spanjaard bezit echter niet het vertrouwen en het geloof in de wedergeboorte van den mens van een Ibsen. Hij toont de valsheid van de conventie in de maatschappij aan, de menselijke zelfzucht en de wrede logica van het moderne leven, maar zonder daarvoor een oplossing aan de hand te doen. Een niet geringe verdienste is dat hij zijn kunst steeds weer heeft weten te louteren en te vernieuwen. Hij is een cosmopoliet in die zin dat hij moderne ideeën in zijn werken behandelt, althans zoals die verstaan worden in de Spaanse hoofdstad.

Zijn stukken zijn waarschijnlijk te zeer ideeëndrama’s om sterke karakters te kunnen bieden. Ontbreken doen die echter niet. Dominica (Senora ama) is wel zijn sterkste vrouwenkarakter, Crispln (Los intereses creados) zijn beste mannenfiguur. Benavente schrijft geregeld 2 A 4 comedia’s per jaar. De meeste van zijn toneelstukken onderscheiden zich door een scherpe critiek op mens en maatschappij, die geen plaats laat voor de illusie, maar die des te sterker werkt aangezien ze zonder enig pathos, in de rustige gesprektoon wordt voorgedragen, vaak niet zonder een glimlachende ironie.

Tot de beste leerlingen van de school van Benavente rekent men Manuel Linares Rivas (1878) en Gregorio Martlnez Siërra (1881).

PROF. DR C. F. A. VAN DAM

Bibl. (Uitgaven): Teatro, meer dan 40 dln (Madrid 1904 e.v.); Obras completas, 3 dln (Madrid 1940); Tres comedias de B.: Sin querer, De pequenascausas, Los intereses creados (Boston 1918); Rosas de Otono, comedia en tres actos, y La Vestal de Occidente, drama en cuatro actos, uitg. m. aant. d. G. F. A. van Dam (El Haya 1938).

Lit.: A. Gonz&lez —Blanco, Los dramaturgos espanoles contempor&neos, ia serie (Valencia 1917), blz. 27-168; R. Pérez de Ayala, Las Mascaras, t. I (Madrid 1924), blz. 91-198; W. Starkie, J. B. (Oxford 1924); A.

Lazaro, J. B.: de su vida y de su obra (Madrid 1925); J- Rogerio Sanchez, Estudio critico acerca de „La Malquerida” (Madrid 1913); Cuadernos de literatura contempor&nea (Madrid 1944), blz. 157-259, m. uitv. bibliogr.

< >