Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

DONJUAN

betekenis & definitie

is de naam van een legendarische figuur, het type van de rijke, trotse, zelfzuchtige, goddeloze vrouwenverleider en de niets en niemand ontziende genotzoeker. Het eerst is zijn legende voor het toneel bewerkt in El Burlador de Sevillay Convidado depiedra (de vrouwenverleider van Sevilla en de stenen gast), in 1630 uitgegeven, de beroemdste comedia van de Spaanse dramaturg Tirso de Molina (pseudoniem van fray Gabriel Téllez i57i?-iÖ48).

Ofschoon er veel over geschreven is — de Don Juan-literatuur is zeer abundant — is er van de oorsprong van de legende eigenlijk heel weinig bekend. In Tirso’s stuk slaagt Don Juan er op een avond in het huis van dona Ana de Ulloa, de verloofde van een van zijn vrienden, binnen te dringen ten einde haar aan het reeds grote getal van zijn slachtoffers toe te voegen. Wanneer dona Ana ontdekt dat de man die toegang tot haar gekregen heeft, niet haar verloofde is, roept zij om hulp, waarop haar vader verschijnt, don Gonzalo, de „comendador mayor”. In het tweegevecht dat volgt, wordt don Gonzalo door don Juan gedood, die daarop vlucht. Na enige tijd in Sevilla teruggekeerd, bevindt hij zich op zekere dag in een kerk, waar hij het graf van don Gonzalo ontdekt, waarop een stenen beeld van de verslagene is geplaatst, dat don Juan vermetel tot een avondmaaltijd uitnodigt. De stenen gast verschijnt inderdaad in het verblijf van don Juan, en na het maal vraagt de stenen gast op zijn beurt don Juan, die gevolg geeft aan de uitnodiging. Hij sterft als de comendador hem op zijn graf de hand drukt.Na Tirso’s stuk is don Juan een van de eeuwige gestalten van de wereldliteratuur geworden. In Spanje werd in de 18de eeuwTirso’s Burlador minder gewaardeerd dan het drama van Antonio de Zamora (1664?-1728), die het onderwerp behandelde in No hay plazo que no se cumpla, ni deuda que no se pague y convidado de piedra (er is geen termijn waaraan geen einde komt en er is geen schuld waarvoor niet wordt geboet, en de stenen gast), dat op zijn beurt in de 19de eeuw verdrongen werd door het populairste drama van het gehele moderne Spaanse toneel, Don Juan Tenorio (1844), het beroemdste werk van José Zorrilla. Het wordt nog altijd elk jaar in de eerste dagen van Nov., in alle schouwburgen van Spanje opgevoerd. Jongere bewerkingen van de Don Juan-legende, zoals Don Juan de Carillana (1913) en El burlador que no se burla (1930) van Jacinto Grau (1877) hebben geen afbreuk kunnen doen aan de populariteit van Zorrilla’s woest romantische Don Juan Tenorio. Ook buiten Spanje constateert men steeds een levendige belangstelling voor de figuur van Don Juan. We vermelden slechts Villiers met zijn Le festin depierre ou le fis criminel (1659), Dorimon, Molière met zijn Don Juan ou le festin depierre (1665), Goldoni met zijn Giovanni Tenorio, ossia il dissolutopunito (midden l8de eeuw), Byron met zijn onvoltooid gedicht Don Juan, Poesjkin, Lenau, de Musset, Bernard Shaw, Rostand, Lenormand.

Haar grootste bekendheid dankt de legende van Don Juan aan Mozart, die er de inspiratie in vond voor zijn meesterwerk Don Giovanni (1787), een opera in twee bedrijven op een libretto van Lorenzo Da Ponte. Hier werd de barokfiguur van Tirso een rococo-gestalte. Niet tot de minste van zijn conquêtes behoort de omstandigheid dat Don Juan zich, evenals Don Quichot, een plaats heeft weten te veroveren in alle beschaafde talen van de wereld. Onder een Don Juan verstaat men een onweerstaanbare vrouwenverleider, die zonder enig gewetensbezwaar te werk gaat.

PROF. DR C. F. A. VAN DAM

Lit.: Arturo Farinelli, Don Giovanni (1896); G. Gendarme da Bévotte, La légende de Don Juan: son évol. dans la litt. des origines au Romanticisme (Paris 1906); V. Said Armesto, La leyenda de Don Juan: origenes poéticos de El Burlador de Sevilla y el Convidado de piedra (Madrid 1908); R. Pérez de Ayala, Las Mascaras, dl II (Madrid 1919), blz. 253-353; R. Menéndez Pidal, Sobre los origenes de El Convidado de piedra, in Estudios literarios (Madrid 1920), blz. 101-136; inleiding bij Tirso de Molina’s El Vergonzoso en palacio y El Burlador de Sevilla, ed. A.

Castro, 3de dr. (Madrid 1932); J. Austen, The Story of Don Juan, etc. (London 1939) > G. Maranón, Don Juan; Ensayos sobre el origen de su leyenda, 3de di. (Buenos Aires 1943, ook in het Ital.: Don Giovanni; Tre saggi suil’ origine della leggenda (Milano 1945).

< >