(Istar, Ishtar) was de naam van de grote moedergodin en oorlogsgodin bij de Babyloniers en Assyriers, wier naam (ook etymologisch) overeenkomt met die van de Westsemietische godin Astarte. In de godenlijsten wordt zij opgenoemd als de derde van het astrale drietal (Maan, Zon en planeet Venus of Morgen- en Avondster, waarvan de heilige getallen zijn 30, 20 en 15).
Haar Sumerische naam luidde Ninni of Inanna, „de gebiedster van de hemel”. Op de duur heeft Isjtar de andere godinnen verdrongen. Zij wordt beschouwd als de dochter van de Maangod Sin en als de dienstmaagd van de hemelgod Anoe, die door deze verheven wordt tot de rang van zijn hemelse gemalin. Haar heilige stad is vooral Erech (Uruk, heden Warka), waar zij in het „hemelse huis” Eanna naast Anoe vereerd werd. In Assyrië werd zij vereerd in Assur, in Nineve en in Arbela, als de „gebiedster van de strijd en de veldslag”. De identiteit van de morgenen de avondster was al vroegtijdig bekend; de morgenster werd beschouwd als het oorlogsgesternte, de avondster als de ster der liefde en der koestering; zo zijn de beide op zichzelf tegenstrijdige zijden van haar karakter (oorlog en moederliefde) begrijpelijk.
Afbeeldingen van Isjtar met het kind (Tammuz, die tevens als haar beminde wordt voorgesteld) vindt men vaak, evenals in Egypte de godin Isis met Horus. Als godin van de strijd verkrijgt zij ook mannelijke trekken: naast de gesluierde vindt men zelfs afbeeldingen en vermeldingen van de gebaarde Isjtar.PROF. DR F. M. TH. DE LIAGRE BÖHL
Lit.: C. P. Tiele, La déesse Istar surtout dans le mythe Babylonien (in Actes du 6me Congrès international des Orientalistes k Leiden, 1883, H» blz. 495-506); St. Langdon, Tammuz and Ishtar (Oxford 1914); K. Frank, Kultlieder aus dem Ischtar Tamuz-Kreis (Leipzig 1939).