(of Nannar) was de naam van de Maangod bij de oude Babyloniërs en Assyriërs. Hij werd voorgesteld als de eerstgeboren zoon van de god Enlil en als de vader van de Zonnegod Sjamasj.
Zijn heilig dier was de stier, zijn heilige stad was Ur, gelegen in het oude land der Sumeriërs, en bovendien het in West-Mesopotamië gelegen Harân (Charrân): juist die beide steden, waaraan de bijbelse tradities van de aartsvader Abraham vóór zijn intocht in Kanaän vastgeknoopt zijn.In hymnen en gebeden werd Sin geprezen als een vriendelijke godheid, hoewel de sporen van mensenoffers, in Ur gevonden, ook naar het demonische in deze godsverering wijzen. Afgebeeld werd hij als een grijsaard of ook wel als een stier met een blauwe baard uit lazuursteen. Zijn heilig getal was 30.