(1, taalwetenschap) (Latijn: omkering) noemt men in de grammatica en rhetorica de verplaatsing van een woord of zinsdeel van de plaats, waar het streng grammatisch behoort te staan, naar een andere, inzonderheid de plaatsing van het werkwoord vóór het onderwerp, in zinnen die met een bijwoord of het naamwoordelijk deel van het gezegde beginnen. Bijv.: [i]Morgen komt hij terug.
Mooi is dat schilderij niet.[/i](2, wiskunde) heeft drie betekenissen:
a. In de theorie der determinanten spreekt men van een inversie, indien bij het rangschikken van de factoren van een element naar één der indices, in de reeks der andere indices een kleiner getal op een groter volgt (hetzij middellijk of onmiddellijk).
b. In de theorie der meetkundige transformaties is een inversie of transformatie door reciproke voerstralen de transformatie, die men verkrijgt door de voerstralen van alle punten van een plat vlak of van de ruimte (gerekend van een willekeurig aangenomen oorsprong af) zonder verandering van richting door hun omgekeerde of reciproque te vervangen, wat in Cartesische coördinaten (voor twee dimensies) door de substitutie X =x/ (x2 + y2)) , Y = y/x2 + y2) uitgedrukt. Door de inversie (die een involutorische en conforme transformatie is) gaan alle rechten over in cirkels door de oorsprong en omgekeerd,
c. In de functietheorie noemt men inversie het overgaan op de inverse functie.
(3, meteorologie). In het algemeen neemt in de benedenste 10-15 km van de atmosfeer (de troposfeer) de temperatuur met toenemende hoogte af, in verband met de warmtestroom van het aardoppervlak naar boven. In sommige lagen wordt echter een toeneming van de temperatuur met de hoogte aangetroffen. Dergelijke lagen, die meestal een dikte van minder dan 1000 m hebben en op verschillende hoogten kunnen voorkomen worden inversies genoemd.
Een inversie is een bijzonder stabiele laag waar in het algemeen geen belangrijke verticale bewegingen voorkomen. Naar de oorzaken van haar ontstaan onderscheidt men: Grondinversies ontstaan wanneer het aardoppervlak gedurende de nacht of het koude jaargetijde sterk is afgekoeld, waardoor tijdelijk warmte door het aardoppervlak aan de lucht wordt onttrokken. In een dergelijke grondinversie kan de temperatuur soms meer dan 10 gr. C. over enige honderden meters toenemen (z straling). Grondinversies gaan nogal eens gepaard met slecht zicht of mist.
Frontvlakinversies zijn de inversies die zich voordoen wanneer warmere lucht boven koudere lucht stroomt zoals langs frontvlakken het geval is. Door menging van de beide luchtsoorten zijn dergelijke frontvlakinversies meestal slechts zwak ontwikkeld.
Langs een dergelijke inversie vindt men vaak cirrostratus en altostratus.
Wrijvingsinversies treft men aan de bovenzijde van de zgn. wrijvingslaag aan, dat is de laag van 500 tot 1000 m dikte boven de grond, waarin de lucht door turbulentie sterk wordt dooreengeroerd. Onder de wrijvingsinversie bevindt zich soms stratus (een egale wolkenlaag).
Stralingsinversies ontstaan in de vrije atmosfeer, wanneer de vochtigheid van de lucht met toenemende hoogte sterk afneemt. Gedurende de nacht koelt dan de vochtige lucht sterker af dan de droge lucht er boven waardoor de inversie ontstaat.
Deze stralingsinversies zijn vaak kenbaar aan het voorkomen van schaapjeswolken. Dit hangt samen met de onstabiliteit van de lucht vlak onder de inversie (z altocumulus, cirrocumulus en stabiliteit in de atmosfeer).
DR F. H. SCHMIDT
Lit.: W. Bleeker, Synoptische Meteorologie (1942).