(1), het grootste graafschap in Schotland, in het N.W., wordt door een diepe kloof, de Glen More in twee delen verdeeld. Het heeft een oppervlakte van 10 906 km2, waarvan 3 145 komen op de daartoe behorende eilanden, en telt (1947) 84200 inw.
Het landschap is zeer woest en bergachtig, het bereikt in de Ben Nevis een hoogte van 1343 m, de hoogste top in Groot-Brittannië. Slechts ca 5 pct van het land is bebouwd; de voornaamste gewassen zijn: haver, gerst, tarwe en aardappelen. De veestapel bestaat vnl. uit schapen. De rivieren hebben veel zalmvisserij. Behalve de industrie in Inverness zijn er nog brouwerijen, wol- en vlasspinnerijen, textielfabricage en kunstmestfabrieken. Voorts zijn er nog verschillende steengroeven.Lit.: M. Mackintosh, Old Inverness-shire (Inverness 1921).
(2), havenstad en hoofdstad van het graafschap Invernessshire in Noord-Schotland, gelegen aan de rivier de Ness, aan het N.O.-einde van het Caledonisch Kanaal, telt (1947) 26 595 inw. Zij is een belangrijk spoorwegknooppunt en wordt door haar prachtige omgeving, gunstige ligging ten N.O. van Glen More en fraaie gebouwen wel de hoofdstad der Hooglanden genoemd. Er zijn o.a. een kasteel, de Gothische Andreas-kathedraal, daterend van 1866, de Royal Academy, de High Church met 12de-eeuwse toren en vóór het stadhuis de beroemde Clach-na-Cudain steen van onbekende herkomst. De oude Schotse koningen hadden in Inverness hun zetel. In 1746 was de stad een der steunpunten van de pretendent Karel Eduard. De industrie omvat o.a. lakenweverijen, bierbrouwerijen, zagerijen, distilleerderijen, een ijzergieterij en scheepsbouw, ’s Zomers is Inverness een druk bezocht vacantie-oord.
Lit.: P. J. Anderson, A Concise Bibliography of the History, Topography and Institutions of I. (Aberdeen 1917); W. J. Watson, Prints of the Past Around l. (Inverness 1926); J. Cook, The Port of I. (Inverness 1931); E.
M. Barron, I. and the Macdonalds (Inverness 1930); Ward, Lock and Co, A Pictorial and Descriptive Guide to I. (i937); Idem, Guide to I. (1939).