Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Interpunctie

betekenis & definitie

noemt men het gebruik van bepaalde leestekens waarmee men aanwijzingen voor een juiste opvatting of voordracht van geschreven taal geeft. De oudere Griekse opschriften hebben soms als interpunctie een loodrechte streep of punt, ook wel twee en drie punten boven elkaar, die het doorlopende schrift, ter wille van de overzichtelijkheid, in kleinere afdelingen verdelen.

Dezelfde methode wordt toegepast in de Germaanse runeninscripties. In Romeinse inscripties komen punten of strepen ter afscheiding van woorden geregelder voor, maar aan het eind van de zin ontbreken de punten. In oude of unciaalhandschriften (z palaeografie), die tot voorlezen, bijv. aan het altaar, bestemd waren, is de interpunctie daardoor vervangen, dat na een zin of tussenzin de rest van de regel opengelaten is. In de 7de eeuw n. Chr. vindt men gelijksoortige stelsels. Deze bleven gedurende de Middeleeuwen bestaan en werden zonder vaste regels gebruikt.In de 16de eeuw verwierf het vierledige stelsel van de Venetiaanse humanist-drukker Manutius gezag. Hij gebruikte als pauzetekens in opklimmende graad de komma, de puntkomma (semicolon), de dubbele punt (colon) en de punt. De puntkomma is door hem ingevoerd en het heeft natuurlijk enige tijd geduurd, voordat dit teken algemeen gebruikt werd. Coornhert gebruikt het nog niet; wel kent ook hij een vierde pauzeteken, nl. de ronde haakjes. De dubbele punt komt in haar oude functie, nl. om de zin af te sluiten, nog bij de Nederlandse igde-eeuwse schrijvers voor. Dit vierledige stelsel is schijnbaar op de (redekundige) zinsontleding gefundeerd, maar in de practijk bepaalden dikwijls de zins-intonatie en het rhythme de keuze van het leesteken.

De gedachtenstreep (—) en het beletselteken zijn uitvindingen van de romantici omstreeks 1800, zoals Feith.

De schoolse, redekundige interpunctie is in Nederland uit het Duits overgenomen. De oudste uitvoerige behandeling vindt men in de Handleiding tot den Nederlandschen Stijl (Rotterdam 1824) van J. C. Beyer. Vooral de gezaghebbende Nederlandsche Spraakleer van Brill (2de dr., 1863) zal tot de verbreiding van deze schoolse regels veel bijgedragen hebben. Toch vindt men in de werken van de Nederlandse 19de-eeuwse schrijvers veel voorbeelden van een van de intonatie uitgaande interpunctie. Multatuli heeft met de redekundige interpunctie, die dikwijls de goede voordracht hindert, al radicaal gebroken.

De leestekens die tegenwoordig gebruikt worden zijn: de komma (,), puntkomma (;), dubbele punt (:), punt (.), het vraag- (?) en uitroepteken (!), de haakjes [ ], ()) of streepjes (—), de gedachtenstreep (—), het beletselteken ( ) en de aanhalingstekens („ ”).

In de komma heeft men een middel om aan te geven, dat de keten van woorden die een zin vormen, op een plaats met hoge of stijgende toon, even moet worden onderbroken: Het is niet waarschijnlijk, dat je hond in dit mooie, pas aangelegde park los mag lopen. Als er geen onderbreking (rust) moet zijn, plaatst men geen komma: Ik hoop dat je komt. De heren die met hun lunch klaar waren, begaven zich naar de tuin. (Sommige heren waren wel, andere niet klaar.) De heren, die met hun lunch klaar waren, begaven zich naar de tuin (alle heren).

Men gebruikt een puntkomma, wanneer men de keten van woorden na een lage toon moet onderbreken: Hij heeft zijn uiterste best gedaan; toch is hij niet geslaagd.

Een dubbele punt gebruikt men:

a. voor een opsomming als die welke hier begint;
b. voor een ophelderend of verklarend deel (Wij zijn thuis gebleven: het regende te hard);
c. voor een aanhaling (Hij zei: „Ik kom morgen niet.”).

Een punt plaatst men achter een bevestigende mededeling, een vraagteken achter een vraag in de vorm van een hoofdzin. Achter een vraag in de vorm van een gewone bijzin plaatst men een punt: Ik vroeg hem of hij me wilde helpen. Wanneer men twijfel uit wil drukken, plaatst men achter het woord aan de juistheid waarvan men twijfelt, een vraagteken tussen haakjes: Hij wist (?) het niet. Een uitroepteken zet men achter een uitroep, terwijl het, tussen haakjes geplaatst, tevens dient om de bijzondere aandacht op het voorafgaande woord te vestigen: De minister-president (!) zou gezegd hebben De haakjes of streepjes dienen om een op zichzelf staande tussenzin aan te geven: Hij kwam (ik begrijp nog niet hoe) veilig aan de overkant. De gedachtenstreep dient om de lezer voor een onverwachte wending te stellen: Hij kwam die dag werkelijk in Rotterdamals gevangene. Met een beletselteken geeft men aan, dat iemand, bijv. door de emotie, verhinderd wordt een zin af te maken: Mijn hemel, is dat werkelijk De aanhalingstekens dienen om woorden van anderen uit te laten komen: Op blz. 15 vindt men: ,,

DR B. VAN DEN BERG

Lit.: J. Greidanus, Beginselen en ontwikkeling van de interpunctie, in ’t biezonder in de Nederlanden (Utrecht 1926); C. G. N. de Vooys, Opmerkingen over theorie en praktijk van de interpunctie, in: Nieuwe Taalgids 1937.

< >