Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Interdictie

betekenis & definitie

is de naam, die de BELGISCHE wet geeft aan die rechtsinstelling, die in andere landen curatele heet. Overeenkomstig de artt. 489 en volgende van het Belgisch B.W. kan, bij vonnis van de burgerlijke rechtbank, geïnterdiceerd of ontzet worden uit het beheer van zijn goederen, de meerderjarige van wie vooraf werd vastgesteld dat hij verkeert in de gewone staat van onnozelheid, van krankzinnigheid of van razernij.

Het is de gerechtelijke ontzetting.Ze kan gevorderd worden door die personen welke de wet op beperkende wijze heeft genoemd in de artt. 490 en 491, te weten: de echtgenoot van de krankzinnige, zijn bloedverwanten, en in uitzonderlijke gevallen de procureur des konings. De wet heeft voor die interdictie een bijzondere procedure ingesteld, waarvan de principes in het B.W. werden vastgelegd (artt. 492 tot 501), doch waaromtrent het W. v. B.Rv. de toepassing nader heeft toegelicht (artt. 890 tot 897); een procedure namelijk met een phase voor de raadkamer, en met een tweede phase in openbare zitting. En dit, omwille van het gevaar dat in een dergelijke actie tot ontzetting van een krankzinnige kan schuilen.

De gevolgen van het vonnis dat de interdictie uitspreekt, zijn

1. dat het de persoon tegen wie zij uitgesproken wordt onder voogdij plaatst, en

2. dat zij hem onbekwaam maakt om nog rechtshandelingen te verrichten.

Die voogdij is datief, en kan in een enkel geval wettelijk zijn: het geval namelijk van art. 506 B.W. dat bepaalt dat elk der echtelieden van rechtswege voogd is over zijn geinterdiceerde echtgenoot. De onbekwaamheid heeft uitwerking van de dag van het vonnis af (art. 502) en heeft derhalve geen terugwerkende kracht tot op de dag van het inspannen van het proces. De daden vóór de interdictie verricht kunnen echter vernietigd worden indien de oorzaak van de ontzetting kennelijk bestond ten tijde dat de handelingen verricht werden (art. 503).

De ontzetting eindigt, hetzij door de dood van de geïnterdiceerde, hetzij met beëindiging van de oorzaken die daartoe aanleiding hebben gegeven; hetgeen een vonnis van opheffing nodig maakt. Zowel het vonnis van opheffing als dat, waarbij de interdictie wordt uitgesproken, moet openbaar worden gemaakt.

De wettelijke interdictie integendeel is een gevolg van zekere veroordelingen, die een civielrechtelijke onbekwaamheid van rechtswege hebben meegebracht waardoor aan de veroordeelde het recht ontnomen wordt om zijn goederen te beheren, om er de inkomsten van op te strijken of er over te beschikken hetzij ten bezwarende titel hetzij om niet (behoudens bij testament) (art. 22 W.v.Sr.). Ook de wettelijk geïnterdiceerde komt onder voogdij; hij krijgt een curator (art. 23 W.v.Sr.). De oorzaken die tot wettelijke interdictie aanleiding geven werden limitatief opgesomd in de artt. 2021 van het W.v.Sr. Het zijn de op tegenspraak uitgesproken veroordelingen tot de doodstraf (art. QO), tot dwangarbeid, opsluiting, levenslange of buitengewone hechtenis, en gewone hechtenis in geval hetzij van herhaling, hetzij van samenloop van verschillende misdaden (art. 21). De wettelijke interdictie is een door de veroordeelde opgelopen rechtsverval waarbij hem de middelen ontnomen worden waarmede hij zijn bewakers zou omkopen om te kunnen ontvluchten, of om de uitvoering van zijn straf te verzachten; in tegenstelling met de gerechtelijke ontzetting, die een beschermende onbekwaamheid is met het doel het patrimonium van de krankzinnige gaaf te houden.

De wettelijke ontzetting behoudt haar uitwerking tijdens de duur van de straf (art. 21 W.v.Sr.) en houdt op wanneer de veroordeelde kwijtschelding bekwam van de straf, of verandering van die straf in een andere welke de ontzetting niet meebrengt (art. 90 W.v.Sr.).

De wettelijke interdictie mag niet verward worden met de ontzetting uit bepaalde politieke en burgerlijke rechten waarmede ze kan samenlopen, die uitgesproken wordt krachtens de art. 31 tot 34, 123 sexies en septies W.v.Sr., en die het karakter heeft van een bijkomende straf, daar waar de wettelijke interdictie geen straf is, doch het gevolg van de opgelopen sanctie. De ontzetting uit bepaalde rechten ontneemt niet het recht van beheer of beschikking over de goederen van de als dusdanig ontzette, hetgeen specifiek is voor de wettelijke interdictie.

PROF. DR A. KLUYSKENS

Lit.: A. Kluyskens. Beginselen van burgerlijk recht, dl VII, Het personen- en familierecht (Brussel 1950); H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, T. II2 (Bruxelles 1940); J. Simon, Handboek van Belgisch Strafrecht (1943).

< >