(Lat. interdicere, ontzeggen) is een kerkelijke censuur, die geen eigenlijke kerkban insluit, maar toch aan Katholieken, die er door getroffen worden, veel geestelijke voordelen ontzegt. Het persoonlijk interdict treft rechtstreeks de persoon; het plaatselijk interdict treft rechtstreeks een bepaalde plaats (kapel, kerk, kerkhof, parochie, gemeente, land), doch belet niet dat hier gewoonlijk de liturgie nog in stilte mag gevierd worden en dat de stervenden de troostmiddelen der Kerk kunnen ontvangen; het houdt zelfs bijna geheel op bij het vieren van de grote kerkelijke feestdagen.
Het persoonlijk interdict belet ook weer niet het bijwonen van de preek. In de vroege Middeleeuwen, toen het Christenvolk nog zeer gehecht was aan de liturgische plechtigheden, was de straf van het interdict een geducht wapen in de strijd tussen Kerk en Staat. Naarmate de kerkelijke eenheid afbrokkelde, werd ook de opvoedkundige waarde er van gewoonlijk zeer twijfelachtig. Slechts zelden hoort men er nog van. In 1909 werd het plaatselijk interdict uitgesproken over de stad Adria; daarna kwam, behalve enige gevallen van mindere omvang, ook nog één geval van grote omvang voor, nl. in Mexico.