zijn aan indigo verwante kleurstoffen. Bij het verven van vezelstoffen met indigoïden worden deze toegepast in de vorm van in water oplosbare leucoverbindingen, die daarna aan de lucht geoxydeerd worden.
De leucoverbindingen der indigoïden worden als zodanig in de handel gebracht. Zo bijv. het „indigowit”.Rechtstreeks afgeleid van indigo zijn de indigosulfozuren. Dit zijn de reactieproducten van indigo met sterk zwavelzuur. Door zachte verhitting van indigo met gewoon sterk zwavelzuur ontstaat een donkerblauwe oplossing van het indigomonosulfonzuur waaruit zich door verdunning met water het zgn. indigopurper afscheidt. Werkt echter rokend zwavelzuur op indigo in, dan ontstaat het indigodisulfozuw (5.5'.) dat, evenals het eerstgenoemde product, voor het verven van wol en zijde wordt gebruikt. Na de sulfonatie kan de kleurstof afgescheiden worden door verdunnen met water, filtratie, neutralisatie met Na2CO2 en uitzouten met NaCl. Het dinatriumzout heet indigokarmijn B of indigotine iA en wordt gebruikt voor het verven van hout, leer, levensmiddelen, enz.
De kleurstof is lichtonecht. Evenals de sulfozuren zijn de halogeen-indigo-derivaten als rechtstreekse afgeleiden te beschouwen.
Dibroomindigo (6.6'.) heeft historische betekenis; door Friedländer is aangetoond dat het beroemde slakkenpurper der Phoeniciërs (uit Murex Brandaris e.a.) identiek moet zijn geweest met bovengenoemd dibroomderivaat. De bedoelde zeeslak bevat een kleurloze stof die zich aan het licht omlegt tot de kleurstof. Verreweg het belangrijkste indigoderivaat is het tetrabroomindigo, verkregen door bromeren van indigo onder uitsluiting van water. De nuance is brillanter dan van indigo, de echtheden zijn hoger, de affiniteit voor de katoen beter. Ook andere halogeenindigokleurstoffen hebben betekenis gekregen: brillantindigo 4G, B, 2B.
Bij de indigoiden kent men behalve de variatiemogelijkheid door kemsubstitutie (halogeen, SO3 H, OCH3, CH3) ook ingrijpender wijziging, bijv. vervanging van de NH-groepen door S-atomen. Van deze groep der thioindigoïden, welke over het algemeen in tegenstelling tot de echte indigoiden rode nuancen bezitten noemen wij: thioindigo (Friedländer 1905), blauwrode en echte katoenkleurstof van betekenis. Substitutieproducten hiervan zijn de halogeenderivaten: cibabordeaux B, cibarood B, helindonrosa (CH3, halogeen), evenzo helindonrood 3B, helindonviolet 2B (OCH3, halogeen), evenzo helindonoranje R, indanthreenbrillantrose 3B, kuipbruin IVD, indanthreenroodviolet RH, RRN. Ook asymmetrische vormen van het indigoide chromofoorsysteem zijn bekend, zoals cibaviolet B en 3B en diverse andere substitutieproducten. Het thioindigoscharlakentype is nog sterker asymmetrisch. Ook anthraceen en anthrachinonkernen laten zich aan het indigoide chromofoorsysteem koppelen.
Wij noemen nog alizarine-indigo 3R, G, helindonblauw 3GN, cibascharlaken G. Talloos zijn de mogelijkheden bij de synthese der indigoiden. Wij verwijzen verder naar de handboeken (z kleurstoffen).
DR IR J. S. PETRUS BLUMBERGER