Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Indijking

betekenis & definitie

is als rechtsbegrip, vooral historisch, slechts te zien als de totstandbrenging van een nieuw waterschap, tevens polder, door landaanwinst aan de zee- of rivieroever.

Terwijl de aanwassen langs de rivieren aan de aangelanden toekwamen en de bekading daarvan (binnen zekere door het waterrecht gestelde grenzen) aan de belanghebbenden vrij stond, werd de aanwas aan de zeezijde — met inbegrip van de Zuidhollandse en Zeeuwse stromen — tot het domein gerekend; indijking vereiste dus concessie resp. octrooi van de landsheerlijkheid. Alleen in de Friese gewesten, waar geen landsheer was, gold dit niet en werd ook de indijking veelal aan de belanghebbenden vrijgelaten. Sedert de vestiging van de eenheidsstaat is voor iedere indijking een overheidsvergunning vereist gesteld (thans in de wet op de droogmakerijen en indijkingen, 1904), uit hoofde van het algemeen Rijks-oppertoezicht op de waterstaat.

MR S. J. FOCKEMA ANDREAE.

< >