Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Hugo de VRIES

betekenis & definitie

Nederlands plantkundige (Haarlem 16 Febr. 1848-Lunteren 21 Mei 1935), zoon van Gerrit de Vries, minister van Justitie 1872-’74 en schrijver op waterschapsgebied (oudere broeder van Matthias de Vries ), studeerde te Leiden, daarna werkte hij te Heidelberg en te Würzburg. Nadat hij enige tijd leraar in de plantkunde te Amsterdam geweest was, bestudeerde hij in opdracht van het Pruisisch ministerie van Landbouw enige landbouwgewassen (klaver, maïs, aardappel) te Würzburg en Halle, maar keerde in 1877 terug naar de Universiteit van Amsterdam, eerst als lector en buitengewoon hoogleraar, totdat hij in 1880 benoemd werd tot gewoon hoogleraar in de plantenphysiologie waarvoor hij later een nieuw laboratorium kreeg.

Na zijn emeritaat zette hij zijn studies te Lunteren voort.Hij hield zich vooral bezig met: de ademhaling, de osmose, de galvormingen en de variabiliteit; aan zijn bestudering van de osmose en de variabiliteit vooral dankt hij zijn wereldnaam. Op het gebied der osmose ontdekte hij de semi-permeabiliteit van de protoplasmalaag tegen de celwand en daarmede samenhangend het verschijnsel der plasmolyse en de turgor (spanning) van de cel. Door de bestudering van de plasmolyse kwam hij tot de stelling, dat aequimoleculaire oplossingen isotonisch zijn.

Deze onderzoekingen vormden een basis voor het werk van Van ’t Hoff en ook de electrolytische dissociatie van Arrhenius is gegrondvest op ontdekkingen van De Vries (De Vries’ isotonische coëfficiënten). Ongeveer sinds 1880 ging De Vries zich meer en meer interesseren voor de kwestie der variabiliteit en in 1889 verscheen te Jeha zijn Intracellulaire Pangenesis (Ned. bew. door F. W. van Hengelaar, 1918), waarin hij uiteenzette, hoe een soort evenzeer iets constants moet zijn als een chemische verbinding, hoe men iedere soort als het ware een formule kan toekennen, van een combinatie van „pangenen”. Dit was geheel in strijd met de opvattingen van Lamarck en Darwin over een geleidelijke verandering der soorten onder de invloed van levensvoorwaarden of van de strijd om het bestaan,

Volgens De Vries kan de evolutie alleen plaatshebben door schoksgewijze veranderingen der soorten, of mutaties. De Vries’ voornaamste werk is Die Mutationstheorie (2 dln, Leipzig 1901); dit werk handelt vnl. over Lamarck’s Teunisbloem en haar mutanten, waarvan De Vries er zeer vele gekweekt heeft. Velen menen thans, dat de Teunisbloem van Lamarck een bastaard is, die zich op een zeer ingewikkelde wijze splitst, maar het beginsel van de sprongvariaties of mutaties is algemeen aanvaard. Verder heeft hij door zijn onderzoekingen de kruisingswetten van Mendel weer in volle waarde hersteld.

Bibl.: Hoe soorten ontstaan (Haarlem 1900); Soorten en variëteiten, uit het Eng. (Haarlem 1906); Opera e periodicis collata, 7 dln verschenen (Utrecht 1918-27); Gruppenweise Artbildung (Berlin 1919).

Lit.: F. A. F. G. Went, H. de V., in: Mannen en vrouwen v. beteekenis, XXXI 7 (Haarlem 1900); Th. Stomps, Aus dem Leben und Werken v.

H. d. V., in: Tübinger Naturwiss. Abhandl. nr 12 (1928); Idem, Ber. d. Deutsch. Bot. Ges. 1935, LUI met portret; M.

J. Adriani, Necrologia H. d. V., in: Cavanillesia, VII, 10/12 (Baranove 1936).

< >