De periode liggende tussen het einde van Wereldoorlog II en het midden van deze eeuw heeft bewezen, dat het wereldhoutverbruik van de ca 2300 millioen wereldburgers, uitgedrukt en berekend in rondhout, ca 1500 millioen m3 bedraagt. Dit kwantum komt ongeveer overeen met dat van vóór Wereldoorlog II.
Ongeveer de helft wordt gebruikt voor bouwconstructie-doeleinden en door de industrie, de rest dient als brandstof. Ca 70 pct van de wereld-naaldhoutproductie wordt voor bouwconstructies en industriële doeleinden verwerkt, de rest als brandstof gebruikt. Bij de wereld-loofhoutproductie liggen de cijfers juist andersom, nl. 70 pct voor brandstof en 30 pct voor bouw en industrie.In het midden van deze eeuw is het jaarlijkse houtverbruik per inwoner van de onderscheidene landen of werelddelen ongeveer als volgt:
Afgerond in ms
Finland 4
Canada 3,9
Zweden 3,5
Noord-Amerika (als geheel) 2,3
VS 2,2
Noorwegen 2,2
Australië 2,0
Oostenrijk 1,4
Latijns Amerika 1,3
Zwitserland 1,1
Tsjechoslowakije 0,8
Europa (zonder Rusland) 0,8
Denemarken 0,7
Frankrijk 0,7
Japan 0,6
Groot-Brittannië 0,5
België 0,5
Nederland 0,5
Afrika 0,4
Azië (Zuid en Oost) 0,3
Noordafrikaanse landen 0,2
Ierland 0,2
Turkije 0,2
Het Nabije Oosten 0,1
India 0,1
Wereldgemiddelde 0,65
De wereld-bossituatie van het midden van deze eeuw in aanmerking nemende, heeft de F.A.O. van de Verenigde Naties de overtuiging, dat bij vakkundig doorgevoerd en zich geleidelijk steeds meer ontwikkelend en verbeterend bosbeheer en bosaanplant, gepaard gaande met een uit sociaaleconomisch oogpunt geziene wijze en verantwoorde onderlinge uitwisseling van bosproducten, ook bij gestadige uitbreiding van de bevolking, de hout-bevoorrading op peil gehouden kan worden en voldoende zal zijn voor de gehele wereld.
Lit.: J. Ph. Pfeiffer, De waarde van wetenschappelijk onderzoek voor de vaststelling van technische eigenschappen van hout (1917); Idem, De houtsoorten van Suriname, dl I en II (1926/27); G. Houtzagers en M. de Koning, De boomsoorten (1938); W. Boerhave Beekman, Hout van Oerwoud tot Interieur (1939); Idem, Hout in alle tijden, dl I-VI (1949/50); S. J.
Record and R. W. Hess, Timbers of the New World (1944); W. M. Harlow and E. S.
Harrar, Textbook of Dendrology (1941); L. W. v. As en K. Wiedijk, Het Hout; D. S. Gayer, Die Holzarten (1941); J.
H. Jager Gerlings, Boschbouw (1943); W. Boerhave Beekman, De wonderen van het hout (1941); N. 1015, Benamingen van houtsoorten (1941); British Standards 881 and 589: Nomenclature of Commercial Timbers (1946); A. Howard, Timbers of the World (1948); Publicaties C.I.M.O. afd. Hout, Delft (1947-1950); Ned. Boschbouwvereeniging: De namen van onze voornaamste houtgewassen (1948).