Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Houtveredeling

betekenis & definitie

Hiermee beoogt men hout betere dan de natuurlijke eigenschappen te verschaffen en het aan verschillende behoeften aan te passen of bruikbaar te maken, zodat ruimere toepassingen mogelijk worden, zonder dat het uiterlijk en de normale innerlijke opbouw geheel verloren gaan. Dit kan geschieden door het hout meer trekvrij, scheurvrij, duurzaam, taai of hard te maken.

Triplex, multiplex en meubelplaat zijn dus reeds zekere vormen van houtveredeling, aangezien zij minder aan krimpen, zwellen, kromtrekken en scheuren onderhevig zijn dan massief hout. Ook is de sterkte-factor etc. met grotere nauwkeurigheid te bepalen dan bij massief hout. Bovendien kan men, indien voor het lijmen van een impregneerhars gebruik gemaakt wordt, zoals phenol, creosol, e.d., van verduurzaming spreken.Een van de meest eenvoudige en waardevolle wijzen van houtveredeling is geperst hout, meer bekend als Lignostone (ontdekt door de Oostenrijkse ingenieurs, gebroeders Pfleumer in Wereldoorlog I), hetwelk, behalve in Duitsland ook in Nederland (Ter Apel) wordt gemaakt. De druk wordt uitgeoefend door een stoom- of hoog frequent verhitte hydraulische pers. Door de druk zijn niet alleen de oorspronkelijk met lucht gevulde houtvaten practisch gesloten, doch ook de vezels van het houtweefsel zijn gedeeltelijk ineengedrongen geworden. De lengte van het geperste hout verandert niet. Het s.g. wordt, al naar gelang van de druk, 60-100 pct hoger. Beukenhout leent zich voor dit doel het best, doch ook Esdoorn-, Berken- en Iepenhout kunnen daarvoor dienen. In een zekere verhouding tot het verhoogde s.g. nemen buig-, druk-, afschuif-, splijt- en treksterkte van het aldus veredeld hout aanmerkelijk toe en worden gelijk aan of ook aanmerkelijk hoger dan die van de meest harde houtsoorten, welke in de wereld voorkomen.



Impreg
is hout waarin, na evacuatie van verhinderende stoffen, welke zich in het hout bevinden, phenol-formaldehyde hars onder druk in de celwanden van het hout wordt gebracht en onder verhitting afgebonden. Door deze behandeling wordt de hygroscopiteit gereduceerd tot 25 à 35 pct van normaal hout. De verhoging van het s.g. is dan gelijk aan het gewicht van het kwantum hars, waarmee men impregneert. Ook het bestand zijn tegen schimmels en termieten wordt er door verhoogd. Hardheid en sterkte verbeteren door deze behandeling niet, evenmin de weerstand tegen branden. Slechts een kleine groep van loof- en naaldhoutsoorten lenen zich voor deze wijze van veredeling.



Microplex
of Lagenhout bestaat uit dunne, vaak uiterst dunne lagen fineerhout met dezelfde houtdraad-richting, door kunstharslijm (meestal filmlijm) aan elkaar verbonden en aldus normaal geperst. Voor bepaalde doeleinden, bijv. voor de vervaardiging van tandwielen, wordt de houtdraad-richting soms sterk verwisseld.



Compreg
bestaat uit vaak dikkere met kunstharslijm aan elkaar verbonden fineerlagen, welke onder zware druk ineengeperst en tegelijkertijd, wat de lijm betreft, afgebonden worden. Hierdoor ontstaat een materiaal met een hoge dimensionale stabiliteit, aangezien het in elkaar persen van de vezel en het polymeriseren van het bindmiddel gelijktijdig plaats vinden. De sterkte van het hout neemt door deze behandeling belangrijk toe, al wordt het ook minder taai. Een voordeel van deze wijze van veredeling is, dat in tegenstelling met Lignostone zeer vele loof- en naaldhoutsoorten zich voor dit doel lenen, tot zelfs het uitermate lichte balsahout toe. Lignostone of Compreg wordt o.a. gebruikt voor vervaardiging van tandwielen, lagers, weefspoelen, slaglatten, geweerkolven, luchtschroeven voor vliegtuigen, handvatten, scharnieren enz. (z verder de plaat t.o. pag. 837).

Lit.: F. Kollmann, Technologie des Holzes (Berlin 1936); H. Hadert, Holzschutz und Holzveredelung (Berlin 1938); T. D. Perry, Modern Plywood (New York 1942); H. D.

Tiemann, Wood Technology (New York 1944); L. H. Meyer, Plywood what it is, what it does (New York 1947); I. H. Boas, The Commercial Timbers of Australia, their Properties and Uses (Melbourne 1947); L. Vorreiter, Holztechnologisches Handbuch (Wien 1949); H.

P. Brown, A. J. Panshin and C. C. Forsaith, Textbook of Wood Technology (New York 1949); W. Boerhave Beekman, Hout in alle tijden (Deventer 1951).

< >