Men verstaat hieronder de onaangename gevoelens, die dier en mens ondervinden, wanneer de voedselopneming lange tijd achterwege is gebleven. Het is een pijnlijke, borende sensatie, die periodiek verergert en dan weer verdwijnt.
Aan het hongergevoel liggen waarschijnlijk samentrekkingen van de spierwand van de maag ten grondslag.Als hongertoestanden duidt men de gevolgen aan van een langdurige ondervoeding: het lichaamsgewicht neemt af, voornamelijk door een verdwijnen van het vetweefsel en van een groot deel van de spiermassa. De inwendige organen verliezen eveneens aan gewicht, zij het minder. De lichaamstemperatuur daalt, de polsfrequentie, bloeddruk en grondstofwisseling eveneens. Bij kinderen houdt de groei op. Geestelijk ontstaat een vermindering van de belangstelling voor alle onderwerpen, die niet met de voeding te maken hebben. In het begin van de ondervoeding wordt het individu agressief, haatdragend en actief, in latere stadia ontstaat snelle vermoeibaarheid en apathie.
In vele gevallen, vooral bij mannen, neemt men een toeneming van het onderhuidse weefselvocht waar, vooral aan de laag gelegen lichaamsdelen. Men ziet dit zgn. hongeroedeem speciaal wanneer niet alleen de totale hoeveelheid voedsel verminderd is, doch wanneer vooral van de eiwithoudende voedingsmiddelen te weinig wordt opgenomen. Hoewel de ontstaanswijze van het hongeroedeem nog niet volledig is opgehelderd, speelt een vermindering van het serum-albumine (één der bloedeiwitten) zeker een voorname rol. Toediening van eiwithoudend voedsel doet het hongeroedeem, althans in zijn ernstige vormen, snel verdwijnen.
Hongertoestanden hebben een sterke invloed op de voortplantingsorganen: bij mannen neemt de voortplantingsdrift en de potentie af, bij vrouwen houdt de menstruatie op. Ook de vruchtbaarheid vermindert en bij eventuele zwangerschap worden de kinderen vaak te vroeg geboren. Bij ondervoeding van de aanstaande moeder in de laatste maanden van de zwangerschap worden kinderen ter wereld gebracht met een te gering lichaamsgewicht.
Van de andere verschijnselen van verhongering noemen wij o.a. bloedarmoede en een verminderde weerstand tegen bacteriële infecties.
Bij volkomen vasten, hetgeen practisch alleen voorkomt bij schipbreuk e.d. of bij psychisch abnormale personen, verdwijnt het hongergevoel na enige dagen. Zelfs kan dan een zeker gevoel van welbevinden ontstaan. Doordat het lichaam tijdens zulk een toestand in zijn arbeidsen warmtebehoeften moet voorzien door afbraak van eigen vet en eiwit, ontstaat een overschot aan zuren in de stofwisseling (hongeracidose). Men vindt daarbij in de urine abnormale bestanddelen, o.a. aceton en acetylazijnzuur. Bij complicatie van vasten met braken kan deze hongeracidose reeds na enkele dagen, bij kinderen zelfs na enkele uren, ontstaan.
Bij volkomen vasten kan de dood binnen één of twee maanden intreden.
Vaker dan volkomen vasten komt verhongering voor doordat het voedselgebruik relatief onvoldoende is. Deze toestand kan maanden of zelfs jaren duren, afhankelijk van de grootte en de ernst van het voedingsdeficit. De toestand wordt onrustbarend geacht wanneer het lichaamsgewicht bij volwassenen daalt tot beneden 40 kg, en levensgevaarlijk in de nabijheid van 30 kg.
Hongertoestanden komen op verschillende plaatsen van de aarde voor, vooral in de onontwikkelde gebieden van Azië en Afrika. In Europa kwamen massale hongertoestanden in vroeger eeuwen nog voor; in de moderne tijd kent men ze eigenlijk alleen nog maar in aansluiting op oorlog en blokkade. Berucht zijn de hongersnood, die van Sept. 1944 tot Mei 1945 in West-Nederland heerste en de toestanden van verhongering in vele Duitse concentratiekampen gedurende Wereldoorlog II.
In vredestijd ziet de moderne arts hongertoestanden alleen nog maar bij patiënten bij wie, bijv. door een stoornis in het spijsverteringskanaal, de voedselopneming belemmerd is, of bij psychisch gestoorde personen, die voedsel weigeren.
Hongerkuren als behandelingsmethode worden soms toegepast ter bestrijding van overmatige vetzucht, vooral wanneer dit gepaard gaat met stoornissen in de hartswerking. Bij een dergelijke therapeutische hongerkuur dient men er voor te zorgen de eiwithoudende voedingsmiddelen juist niet te beperken, terwijl ook vitamines en mineralen in onverminderde hoeveelheid moeten worden gegeven. De bezuiniging op de voedselopneming wordt dus vnl. gezocht in de hoeveelheid koolhydraten en vetten.
DR J. GROEN
Lit.: A. Hottinger, O. Gsell, E. Uehlinger, C. Salzmann en A. Labhart, Hungerkrankheit, Hungerödem, Hungertuberkulose (Basel 1948); A.
Keys, J. Brozek, A. Henschel, O. Mickelsen en H. L. Taylor, The Biology of Human Starvation. The University of Minnesota Press (1950).