Werkwoorden vervoegen
hoesten
Tegenwoordige tijd hoesten
Ik hoest
Jij hoest
hoest jij?
U hoest
Hij/Zij/Het hoest
Wij hoesten
Jullie hoesten
Zij hoesten
Verleden tijd van hoesten
Ik hoestte
Jij/U hoestte
Hij/Zij/Het hoestte
Wij hoestten
Jullie hoestten
Zij hoestten
Voltooid deelwoord van hoesten
gehoest
Tegenwoordig deelwoord van hoesten
hoestend