invloedrijk gereformeerd predikant (Brugge ca 1560 - Middelburg 9 Mei 1625), studeerde te Gent en te Leiden, werd in 1585 predikant bij de „heymelicke gemeynte” te Keulen en in 1599 te Middelburg. Van daar uit werd hij wegens zijn grote bekwaamheid spoedig in allerlei algemeen kerkelijke arbeid betrokken.
Zo nam hij deel aan verschillende besprekingen te ’s-Gravenhage betreffende het leergeschil met de Remonstranten. Hij vertegenwoordigde de Zeeuwse kerken in 1618 op de Nationale Synode te Dordrecht en was als een van de assessoren een belangrijk lid van deze vergadering. De classis Walcheren belastte hem met verschillende opdrachten inzake de Oostindische kerken en de opleiding van de predikanten daarvoor. Ook was hij betrokken in enige leerkwesties tussen Zeeuwse predikanten.Faukelius was een karaktervast, doch gematigd man. Contra-remonstrants gezind, bepleitte hij toch ter Dordtse Synode een milde behandeling van de Remonstranten. Wel heeft hij heftig gedisputeerd met de Doopsgezinden en gaf tegen hen uit Babel, dat is verwerringhe der Wederdooperen onder malkanderen (1621). Hij was medewerker aan de Staten-vertaling voor het Nieuwe Testament; bovendien gaf hij een eigen vertaling van het N.T. in het licht, van verklarende aantekeningen voorzien (1617), en vertaalde hij de historische boeken van het O.T. De grootste bekendheid kreeg Faukelius door zijn Kort Begrip der Christelijke religie (1608). Het boekje werd ingevoerd in de Middelburgse gemeente en in 1611 opgenomen in een herziene uitgave van de kerkelijke formulieren. Sindsdien is het, te zamen met de Heidelbergse Catechismus, het meest gebruikte catechisatieboekje in de Nederlandse Gereformeerde kerk geworden.
DR W. F. DANKBAAR
Lit.: J. Borsius in: Ned. Arch. kerkgesch., XV (1844), blz. 183-348; Biogr. Woordenboek v. Prot. Godgel. in Ned., III, blz. 14-23.