Duits nationaal-socialistisch voorman, veld (later rijks-)maarschalk (Rosenheim, Oberbayern, 12 Jan. 1893 zelfmoord Neurenberg 16 Oct. 1946), uit een Pruisisch-Protestantse ambtenarenfamilie, werd voor officier opgeleid en kreeg in 1912 zijn aanstelling als infanterie-luitenant. In Wereldoorlog I ging hij spoedig over naar het luchtwapen, onderscheidde zich als jachtvlieger en was sinds Juni 1918 commandant van het escadrille „Frhr v.
Richthofen”. Toen na de revolutie het geluk hem niet toelachte, zocht hij de schuld bij de heersende partijen, ging als luchtvaartadviseur naar Denemarken en bleef daar tot 1921. Hij huwde de rijke Zweedse gravin Karin Fock (gest. 1931) en vestigde zich met haar te München, waar hij in contact kwam met Hitler, die hem de organisatie en leiding van de S.A. toevertrouwde. Bij de putsch van 9 Nov. 1923 zwaargewond, wist hij echter aan arrestatie te ontkomen.
Eerst in 1928 keerde hij terug en werd weldra voor de N.S.D.A.P. in de Rijksdag gekozen. In 1932, toen de N.S.D.A.P. groot geworden was, koos de Rijksdag hem als opvolger van Paul Loebe tot voorzitter. Toen Hitler eind Jan. 1933 zijn eerste kabinet vormde, werd Göring minister van Luchtvaart, tevens Pruisisch minister van Binnenlandse Zaken, als hoedanig hij de Gestapo creëerde. Op 27 Febr. 1933 toonde hij zijn machtspositie door de Rijksdag, welks voorzitter hij nog steeds was, in brand te laten steken ten einde op grond daarvan een grote vervolging tegen de politieke tegenstanders van het regime te kunnen uitlokken.
Deze actie leidde rechtstreeks naar de nat.-soc. stembuszege van Mrt 1933. In Apr. d.a.v. werd Göring als opvolger van von Papen Pruisisch minister-president. De Pruisische politie bleef aldus onder hem ressorteren, en wat dit voor Hitler waard was bleek o.a. bij het befaamde bloedbad onder de rebellen in de S.A.-leiding op 30 Juni 1934. Van toen af stond Göring op het zenith van zijn macht.
De volgende jaren werd zijn positie schijnbaar meer representatief, al behield hij bij Hitler de meeste invloed van alle nat-, soc. leiders; hij concentreerde zich (sedert 1935) vooral op de versterking van zijn „Luftwaffe”. Voorts kwam op Göring, die met het oog op de autarkie-streving van het Rijk het „kanonnen in plaats van boter” de wereld in had geslingerd, de regulering van de productie, de controle van de consumptie neer: als zodanig wist hij zichzelf te maken tot een van ’s werelds rijkste industriëlen en maakte hij zijn positie ten nutte om geweldige concerns onder zijn controle te vormen.In 1938 kreeg Göring de rang van generaal-veldmaarschalk en werd lid van de kabinetsraad. Vóór de Duitse invasie in Polen (1939) maakte Hitler hem voorzitter van een rijksdefensieraad, gaf hem volmacht om zelfstandig decreten uit te vaardigen en benoemde hem tot opvolger ingeval hij (Hitler) zelf mocht sterven. Begin 1940 werd Göring dictator der oorlogseconomie en na de val van Frankrijk bekleed met de speciaal voor hem geschapen titel van rijksmaarschalk. Zijn luchtmacht, in den beginne oppermachtig en voorbeeldeloos instrument tot de „totale” oorlog, faalde echter in de slagen om Engeland en daarna om Europa, en dit deed Göring’s populariteit snel dalen.
Ondanks frequente geruchten omtrent conflicten, bleef Göring Hitler trouw tot in de laatste dagen van de oorlog, toen uit Hitler’s „politiek testament”, gedateerd 29 Apr. 1945, bleek, dat hij Göring uit de partij had gestoten, wegens heimelijke onderhandelingen met de Geallieerden en „onwettige poging om de macht in de staat aan zich te trekken”. Göring gaf zich over aan het 7de Amerikaanse leger, werd door het geallieerd Tribunaal te Neurenberg schuldig bevonden en tot de strop veroordeeld; twee uren voor de uitvoering van het vonnis pleegde hij met behulp van achtergehouden vergif in zijn cel zelfmoord.
Lit.: M. H. Sommerfeldt, H. G. (9de dr. 1933); E.
Gritzbach, H. G., Werk und Mensch (1938); H. W. Blood-Ryan, G., the iron Man of Germany (1938).