Nederlands rechtsgeleerde (Hilversum 16 Sept. 1844 - Utrecht 2 Mrt 1911), promoveerde in 1876 te Leiden op een proefschrift: De historische school in de staathuishoudkunde en werd in het volgende jaar te Utrecht benoemd tot hoogleraar in het handelsrecht, de encyclopaedie van het recht en het internationaal privaatrecht. Sinds 1885 doceerde hij het burgerlijk recht.
Hamaker was een man van filosofische aanleg en een jurist van grote oorspronkelijkheid. Hij verdedigde een louter sociologische rechtsbeschouwing en ten aanzien van het probleem der verhouding van de rechter tot de wet verkondigde hij destijds nieuwe en ruimere denkbeelden. Van zijn hand verschenen vele opstellen, zowel van rechtsfilosofische aard, als op het gebied van het internationaal privaatrecht en het burgerlijk recht, die vernieuwend werkten doordat ze dikwijls aan overgeleverde meningen en theorieën twijfel wekten. Van de Nederlandse juristen van zijn tijd is hij misschien wel de eerste geweest.Bibl.: Aard en doel v. h. internat, privaatrecht, inaug. rede (1877); Het recht en de maatschappij (1888); Verspreide Geschriften, uitgeg. door W. L. P. A. Molengraaff en G. W. Star Busman (7 dln, 1911-1913).