Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ENCYCLOPAEDIE

betekenis & definitie

is een woord, ontleend aan een Griekse uitdrukking (enkuklios paideia), waarmede wordt bedoeld de samenvatting der wetenschappen, die een ontwikkeld man moest hebben bestudeerd. De belangrijkste van deze waren in de Oudheid en in de middeleeuwen de zgn. zeven vrije kunsten, nl. de grammatica, de arithmetica, de geometrie, de astronomie, de muziek, de dialectica en de rhetorica.

Tegenwoordig echter geeft men de naam encyclopaedie aan een werk, waarin het geheel of een bepaald deel der menselijke wetenschap in beknopte vorm is behandeld. Dit woordgebruik en de zaak zelf dateren uit de 16de eeuw (Antwerpenaar Ringelberg, 1541). In het eerste geval heeft men een algemene, in het tweede een bijzondere encyclopaedie. Wat de vorm aangaat, kan een encyclopaedie een stelstelmatige zijn (systematische encyclopaedie), waarin men de behandelde wetenschappen op de haar toekomende plaatsen vindt gerangschikt, of een alphabetische, die de vorm heeft van een woordenboek. Welke laatste vorm de meest voorkomende is.De behoefte aan een encyclopaedie werd waarschijnlijk reeds vroeg gevoeld. Men zegt, dat de eerste vervaardigd werd door Speusippus, een leerling van Plato. Te Rome leverde Varro in zijn Rerum humanarum et divinarum antiquitates en vooral in zijn Disciplinarum libri IX (beide verloren gegaan) en ook Plinius in zijn Historia naturalis zodanige werken. In de middeleeuwen had men dergelijke werken in de Satira van Martianus Capella, in de Origines van Isidorus en in De universo libri XXII van Hrabanus Maurus. Zij werden echter overtroffen door Vincent de Beauvais, die het geheel der toenmalige kennis trachtte te verenigen in zijn Speculum historiale, Speculum naturale en Speculum doctrinale, waaraan later een onbekende het Speculum morale toevoegde. Deze en dergelijke werken waren echter slechts verzamelingen van feiten en misten een stelsel, volgens hetwelk gearbeid werd. De grondlegger der moderne encyclopaedie is Francis Bacon van Verulam, die in zijn Instauratio magna, id est Novum organon (1620) en vooral in het geschrift De dignitate et augmentis scientiarum (1624) een wijsgerige rangschikking der wetenschappen voordroeg. Zijn eerste opvolgers verzuimden echter in zijn voetstappen te treden. Wel vindt men bij enkelen enige verbetering, zoals in de Polyhistor (1688) van Morhof, doch eerst na het verschijnen der Primae lineae isagoges in eruditionem universalem (3de dr., 1786), van Gesner betrad in Duitsland Sulzer in zijn Kurzer Begriff aller Wissenschaften (1778) de juiste weg. Een encyclopaedie der wetenschappen naar de beginselen van Kant werd het eerst opgesteld door Eschenburg in zijn Lehrbuch der Wissenschaftskunde (1792) en hierop volgden de Philosophische Darstellung und System aller Wissenschaften (1806) van Hefter, Organismus der menschlichen Wissenschaft und Kunst (1809) van Burdach en de Encyklopaedische Ansichten (1809) van Kraus. Uit latere tijd noemen wij de Akademische Propädeutik (1842) van Kirchner en de Hodegetik (1852) van dezelfde schrijver. Verder verscheen er een verbazend groot aantal encyclopaedieën voor afzonderlijke delen van het grote gebied der wetenschap, nl. voor rechtsgeleerdheid, godgeleerdheid, staat- en staathuishoudkunde, geneeskunde, wijsbegeerte, biografie, geografie enz.

De encyclopaedische woordenboeken, vooraf-gegaan door het Griekse Lexicon van Suidas, nemen een aanvang in de tweede helft der 17de eeuw. Men kan ze in twee groepen verdelen: de ene vormt die van kunsten en wetenschappen in het algemeen, zoals in Frankrijk die van Furetière (1690) en van Thomas Corneille (1694); in Engeland het Lexicon technicum (1704) van Harris en de beroemde Cyclopaedia (1728) van Chambers; in Duitsland het Allgemeines Lexicon der Künste und Wissenschaften (1721) van Jablonski, het laatst uitgegeven in 1767. Tot de andere groep behoren vooral de woordenboeken van historische, geografische en biografische inhoud. Van deze vermelden wij de Grand dictionnaire historique (1675; 20ste dr., 1759) van Moréri en de Dictionnaire historique et critique (1696 te Rotterdam, 2 dln, later elders) van Bayle; in Italië de Biblioteca universale (dl 1-7, 1708, onvoltooid) van Coronelli; in Duitsland het Lexicon universale (1677) van Hoffmann (opnieuw uitgegeven Leiden 1698) en het uitgebreide Grosses vollständiges Universal-Lexikon aller Wissenschaften und Künste (64 dln en 4 supplementdln, 1732-1754), eerst door Ludewig en daarna door Frankenstein, Longolius en anderen bewerkt; in Nederland het Nieuw en volkomen woordenboek van koristen en wetenschappen (10 dln, 1769-1778) van Egbert Buys, het Algemeen historisch, geografisch en genealogisch woordenboek (8 dln, 1724-1737) van Luiscius, het Groot algemeen historisch,geographisch, genealogisch woordenboek (7 dln, 1725-1733) van David van Hoogstraten en J. L. Schuer, het Tooneel der Vereenigde Nederlanden en onderhoorige landschappen, geopend in een algemeen historisch, genealogisch, geographisch en staatkundig woordenboek (1725) van François Halma en vervolgd door Brouërius van Nidek, het Vaderlandsch geschied-, aardrijks-, geslachtsen staatkundig woordenboek (35 dln met 3 Bijvoegsels, 1780-1799 enz.) van Kok enz.

Groot opzien baarde de Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers door Diderot en d’Alembert (2 Encyclopédie en Encyclopedisten), een werk, dat bestemd was, om de wijsgerige denkbeelden der 18de eeuw te verbreiden. Het verscheen het eerst te Parijs van 1751-1772 in 28 dln in folio, w.o. 11 met kopergravures, daarop volgde een Supplément (5 dln, Amsterdam 1776-1778) en een Table analytique et raisonnée des matières (2 dln, 1780). Door deze uitgave werd de naam Encyclopaedie ingeburgerd. In Duitsland verscheen de Deutsche Encyklopädie (dl 1-23, onvoltooid, 1778-1804) van Koster en Roos en daarna (1818) de Allgemeine Encyklopädie der Wissenschaften und Künste, een werk van verbazende omvang, uitgegeven door de boekhandelaar Enoch Richter te Leipzig, door de hoogleraren Ersch en Gruber te Halle begonnen en later door H. Brockhaus voortgezet; het telde in zijn 3 afdelingen (A-G 1-99; H-N 1-43; O-Z 1-25) in 1890 reeds 167 dln en is op verre na niet voltooid. Ten slotte is te noemen de door Krünitz begonnen, door F. J. Flörke, H. G. Flörke, Korth en Hoffmann voortgezette Oekonomisch-technologische Encyclopädie (242 din, 1773-1858). Tot de belangrijkste Engelse encyclopaedieën rekent men The Encyclopaedia Britannica (oorspronkelijk in 1771 in 3 dln door Smellie uitgegeven), waarvan de 15de dr. in 24 dln in 1945 te Londen en Chicago verschenen is; de Cyclopaedia (45 dln, 1802-1819) door Rees uitgegeven, alsmede de Edinburgh Cyclopaedia (18 dln, 1810-1830) van Brewster, de Encyclopaedia metropolitana (25 dln, 1818-1845) van Smadley en The illustrated Globe Encyclopaedia of universal information van John M. Ross (6 dln, 1882). Ook mogen wij de in Frankrijk uitgegeven Encyclopédie théologique (168 dln, 1845-1875) van abbé Migne niet vergeten; deze is in 101 afzonderlijke woordenboeken gesplitst.

Een uitstekende encyclopaedie voor het beschaafde publiek verscheen onder de titel Konversations-Lexikon bij Brockhaus*, waarvan de eerste band van de eerste druk in 1809 te Amsterdam het licht zag en waarvan de 15de dr. in 20 dln (en 1 Erg.bd) onder de titel Der grosse Brockhaus, Handbuch des Wissens, in 1928-’35 is verschenen. Vele andere encyclopaedieën werden vervolgens op dergelijke leest geschoeid, zoals die van Brüggemann (8 dln, 1823-1828), die van Reichenbach (11 dln, 1834-1844), die van Wigand (15 dln, 1845-1852), die van Meyer, even bekend en even degelijk als die van Brockhaus en dezelfde titel voerend, en die van Herder. De eerste druk van Meyer verscheen in 37 dln tussen 1839 en 1852, gevolgd door 6 supplementdelen tussen 1852 en 1855, waarvan de 6de dr. in 21 dln tussen 1902 en 1909 verscheen, gevolgd door 3 supplementen 1910-’13. De 7de dr. (Meyers Lexikon) in 12 dln en 3 dln Nachträge verscheen 1924-’33; van de 8ste dr. verschenen 9 dln tot de letter S (1936-1942). Van Herders Konvers. Lexikon (5 dln, 1853 vgg.) verscheen een 4de dr. in 13 dln als Der Grosse Herderin 1931-’35. Ook verscheen van 1834 tot 1844 en later bij herhaling het belangrijke Staats-Lexikon van Rotteck en Welcker, het Universal-Lexikon van Pierer (6de dr., 19 dln, 1857-1873) en sedert 1870 het Illustriertes Konversations-Lexikon van Spamer in 8 kwarto-delen en twee dergelijke supplementdelen (2de dr., 1884-1891).

Tot de populaire encyclopaedieën behoren in Engeland: de Penny Cyclopaedia (30 dln, 1835-1858) de National Cyclopaedia (2de dr., 12 dln, 1875) , de English Cyclopaedia (2de dr., 22 dln, 1866-1868) en Everyman’s Encyclopaedia (Londen; 12 dln, 1913-1914; 2de dr., 1931-1932, 3de dr. in 12 dln (1949-....)); The New Chambers’s Encyclopaedia in 15 dln (1950-....); in Amerika: de Encyclopaedia Americana (14 dln, 1839-1847), de uitstekende New American Cyclopaedia (2de dr., 16 dln, 1873-1876) , van Ripley en Dana, A. J. Johnsons Universal Cyclopaedia (8 dln, New York 1893-1895), Encyclopedia Americana (49 dln, New York 1905 vlgg.), Encyclopaedia Americana, A library of universal knowledge (30 dln, New York 1922, laatste uitg. 1948, met voortzetting : The annual Americana, An encyclopaedia of current events (New York 1923 vlgg.), British Universities Encyclopaedia (13 dln, 1935-’39), The American Peoples Encyclopaedia (20 dln, Chicago 1948) en The Catholic Encyclopedia, in 16 dln ( 1907 -1914) ; in Italië : de Nuova Enciclopedia popolare (6de dr., 25 dln, 1875-1889, met supplement), van 1929-1937 in 37 dln de uitstekende Enciclopedia Italiana (herdr. 1949 e.v.) en de Enciclopedia Cattolica (ca 15 dln, 1949 e.v.); in Frankrijk: de Encyclopédie des gens du monde (22 dln, 18331844), de Dictionnaire de la conversation et de la lecture (16 dln, en supplement, 5 dln, 2de dr., 18521858), en behalve de reeds genoemde van Diderot, de Encyclopédie du XIXme siècle (2de dr., 28 dln, 1858-1864), de Nouveau Larousse illustré (in 1928’33 nieuwe dr. in 6 dln, onder de titel Larousse du XXme siècle), Larousse Universel (2 dln, 1922-’23), Encycl. française (losbladige system, encycl., van 1935-1940 verschenen dl I, 4-8, 10, 15-18), en Encyclopédie universelle du XXe siècle. Répertoire complet des connaissances humaines (12 dln, 1908-1910); in Zwitserland: Schweizer Lexikon (7 dln, 1945’48); in België: de Grande Encyclopédie de la Belgique et du Congo (dl 1 verscheen in 1938); in Spanje: de Enciclopedia moderna (34 dln, 1848-1851), van Melado, Diccionario enciclopédico hispanoamericano de literatura, ciencias y artes (28 dln, Barcelona 1887-1912), Enciclopedia universal ilustrada europeo-americano (70 dln, 8 append, en 2 supplementdln, 1906-1935) en Diccionario enciclopédico Salvat (2de dr., 12 dln, 1945-1946); in Denemarken: Salmonsens Konversationsleksikon (2de dr., 25 dln en 1 suppl.bd, 1915-1930), Hagerups illustrerede Konversationsleksikon (3de dr., 9 dln, 1920-1925, van de 4de dr. verschenen 1948-1949 3 dln, Nordisk Konversationslexikon ( 11 dln verschenen 1948-1949) en Raunkjaers Konversationslexikon (4 dln verschenen 1948-1949); in Zweden: Nordisk Familjebok (3de dr., 20 dln, 1923-1934) en Bonniers Konversationslexikon (12 dln, 1922-1929); in Noorwegen: Aschehougs Konversationsleksikon (9 dln, 1920-1925, van de nieuwe dr. zijn 11 dln verschenen 1939-1949); in Rusland: BrockhausEfrons Enziklopeditsjeskij slowar (41 dln en 2 supplementdln, 1890-1906) en Bozjaja sowjetskaja enziklopedija (sedert 1926).

In Nederland verschenen o.a. Nieuwenhuis’ Woordenboek van Kunsten en Wetenschappen (2de dr., 10 dln, 1856-1866), Algemeene encyclopaedie voor den beschaafden stand (15 dln, 1865-1868), Winkler Prins’ Geïllustreerde Encyclopaedie, aldus genoemd naar Antony Winkler Prins, de bewerker van de 1ste en 2de dr. (1ste dr., 15 dln, en 1 dl platen, 1870-1882; 2de dr., 16 dln, 1883-1888; 3de dr., 1905-1912; 4de dr., 16 dln, 1914-1922; 5de dr. met de naam Winkler Prins Algemeene Encyclopaedie, in 16 dln, 1932-1938; 6de dr. onder de naam Winkler Prins Encyclopaedie in 18 dln en een registerdeel, sedert 1947), sedert de 2de dr. uitgegeven door de N.V. Uitgevers-Maatschappij „Elsevier*” ; De Kleine Winkler Prins (2 dln, 1ste dr. 1949, 2de dr. 1950); Vivat's Geïllustreerde Encyclopaedie (11 dln, 1901-1908), waarvan onder de titel Oosthoek’s Geillustreerde Encyclopaedie sedert 1915 een nieuwe druk verschenen is (uitgave van Oosthoek te Utrecht), in 10 dln (4de dr. in 14 dln sedert 1947);

den de bezwaren en tegenstrijdigheden van de traditionele opvatting uiteengezet.

De Encyclopédie is zeer veel gelezen. In 1757 waren er al 3500 intekenaren, later 4300; de intekenprijs was oorspronkelijk 280 livres, maar werd ten slotte 956 livres. In Frankrijk en in het buitenland verschenen zeven nadrukken of navolgingen.

Lit.: P. Duprat, Les encyclopédistes, leurs travaux, leur doctrine e tleur influence (1866) ; J. Rocafort, Les doctrines littéraires de l’E. ou le romantisme des encyclopédistes (Paris 1890); L. Dueros, Les Encyclopédistes (Paris 1900); E. Hirschberg, Die Encyclopedisten und die franz. Oper im 18. Jahrh. (Leipzig 1903) ; M. Dupont-Ghatelain, Les encyclopédistes et les femmes (*907); P* Albien, Das Pädagogische in der E. von Diderot (Magdeburg Alte Neustadt 1908); J. P. Bel in, Le mouvement philosophique de 1748 à 1789 (1913) î RLoyalty Gru, Diderot as a disciple of English thought (New York 1913); R. Hubert, Les sciences sociales dans l’E. ; la philosophie de l’histoire et le problème des origines sociales (Paris 1923); John Morley, Diderot and the Encyclopedists (London 1878; herdruk 2 dln, 1923); D. Mornet, La pensée française au 18e siècle (1926); R. Hubert, Rousseau et l’E. (Paris 1928); A. Gazes, Grimm et les Encyclopédistes (Paris 1934); H. L. Brugmans, La Hollande du XVIIIe s. dans l’E., in: Romanic Review 1935; Paul Hazard, La pensée européenne au XVIIIe siècle (herdr. Paris 1948, 3 dln); J. E. Barker, Diderots Treatment of the Christian Religion in the Enc. (N. Y. 1941); N. N. Schargo, History in the Encyclopédie (N. Y. 1947); A. von Overbeek, Das Strafrecht in der französ. Encyklopädie (Karlsruhe 1912); Lynn Thorndike, L’Enc. and the History of Science in: Isis, dl VI (i924-’2s), blz. 361-386; G. L. van Roosbroeck, Who originated the Plan of the Enc.? in: Modem Philology dl XXVII (i929~’3o), blz. 382 v.; Douglas H. Gordon and Norman L. Torrey, The Censoring of Diderots Enc. (Columbia Un. Pr. 1947); Louis-Philippe May, Histoire et Sources de l’Enc. d’après le registre des délibérations et des comptes des éditeurs, in: Rev. de Synthèse, dl 15 (1938), blz. 7-110, en Idem, Note sur les Origines maçonniques de l’Enc. in: Rev. de Synthèse, dl 16(1939); Een bloemlezing: Les Encyclopédistes, morceaux choisis (Renaissance du Livre, 1913); Franco Venturi, Le origini dell’ Enciclopedia (1946).

< >