een Westduitse stad in het Land Nedersaksen, na Wereldoorlog II grensplaats tussen Oost- en West-Duitsland en gelegen aan de spoorlijn en verkeersweg Hannover-Brunswijk-Helmstedt-Berlijn, telt (1950) 28 690 inw. (1939: 18 210; 1945: 26 695}, van wie 60 pct Evang., 25 pct R.K. en 15 pct andersdenkenden. De stad maakte vroeger deel uit van het hertogdom Brunswijk.
Helmstedt heeft zijn oude karakter met Middeleeuwse vakwerkhuizen nog geheel bewaard. Het bezit een tweetal Middeleeuwse kerken (w.o. de Gothische Stefanskerk uit de 14de-15de eeuw), een in 1176 gesticht vrouwenklooster (Marienberg) met een Romaanse basiliek, en het in Renaissancestijl opgetrokken (1592-97) voormalige universiteitsgebouw, het Juleum. De stad is een middelpunt van de bruinkoolwinning en van talrijke daarmede samenhangende industrieën (textiel en ijzer). Van 1576-1810 was het de zetel van een door hertog Julius van Brunswijk-Wolfenbüttel gestichte universiteit. Helmstedt leed in Wereldoorlog II nagenoeg geen schade. Het aantal gebouwen en woningen (1939 = 100 pct) bedroeg in 1945: 101 pct, in 1950: 114 resp. 110 pct.