Zwitsers Zwingliaans godgeleerde en reformator (Bremgarten im Aargau, 18 Juli 1504 - Zürich 17 Sept. 1575), keerde na studies bij de Broeders des Gemenen Levens te Emmerik en aan de Universiteit te Keulen, veel lectuur van Erasmus, kerkvaders, Luther en de Bijbel, als hervormingsgezind naar het vaderland terug. Hij sloot zich weldra bij Zwingli aan, werd docent en prediker aan het klooster te Kappel, vergezelde Zwingli op het godsdienstgesprek te Bern 1528 en werd, na de dood van Zwingli, op 9 Dec. 1531 zijn opvolger te Zürich.
Als zodanig ontwikkelde Bullinger zich tot een groot organisator van het werk van zijn voorganger, drastisch evangelisch politicus maar met duidelijke onderscheiding van de terreinen van Kerk en staat, beschermer van vluchtelingen, theologisch leider, en correspondent met bijna alle godgeleerden en vorsten van zijn tijd. In de Avondmaalsopvatting neigde Bullinger iets meer naar die van Luther, in onderscheiding van de louter symbolische leer van Zwingli; de Tweede Bazeler of Eerste Helvetische Belijdenis aanvaardde hij dan ook met een verklaring tegen de Wittenberger Concordia van 1536. Later verwijderde hij zich van dit standpunt en bracht met Calvijn de Consensus Tigurinus tot stand (1549). Ook in de predestinatieleer stond hij niet ver van Calvijn af.
Zijn persoonlijk geloof beleed hij in een geschrift voor Frederik van de Palts, later bekend geworden als de Confessio Helvetica posterior, 1566. Van zijn talrijke en deels populaire werken is er reeds zeer vroeg een groot aantal in het Nederlands vertaald.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Bibl.: Der Widertöufferen ursprung etc. (1560); Sermonum decades V de potissimis christianae religionis capitibus (1562); Huysboeck (1568); Compendium christianae religionis X libris comprehensum (1559); Somma des christelijcken religions (1587); Reformationsgeschichte, herausg. v. Hottinger u. Vögeli, 3 Bcle (Frauenfeld 1838-540); Annales Vitae (in: Quellen zur schweiz. Reformationsgesch., 1904).
Lit.: C. Pestalozzi, H. B., Leben u. ausgewählte Schriften (1858); A. J. van ’t Hooft, De theologie van H.
B. in betrekking tot de Ned. reformatie (Amst. 1888); G. v. Schulthess-Rechberg, H. B. (1904); A. Waldburger, Bullingers Schriften in: Schweiz.
Theolog. Zeitschrift (1904); Original Letters relative to the English Reformation, 2 vol. (I846/’47); B.’s Korrespondenz mit den Graubündem (1914/ 15) ; G. Oorthuys, Anastasius Wechwyser, B.’s Huysboeck en Calvijns Institutie vergeleken in hun leer van God en mensch (1919); A. Bouvier, Henri B.
Ie successeur de Zwingli d’après sa correspondance avec les réformés et les humanistes de langue française (1940); F. Blanke, Der junge B. 1504-1531 (1943); Hildebrandt u. Zimmermann, Das Zweite Helvetische Bekenntnis v. H.
Bullinger, übertr. u. m.e. Erlàut. herausg. (1938); Bedeutung u. Gesch. des Zweiten Hclv. Bekenntnisses (1938).