Duits rechtshistoricus (Wels, Opper Oostenrijk, 21 Juni 1840 - Kissingen 11 Aug. 1915), werd in 1866 hoogleraar te Lemberg, 1870 te Praag, 1872 te Straatsburg en 1873 te Berlijn, is een der grootste figuren der Duitse rechtsgeschiedenis, bijkans ongeëvenaard door breedheid van blik, nauwkeurige kennis der bronnen, vooral der Frankische periode, en dogmatisch-juridische scherpte van oordeel en heldere formulering.
Bibl.: Zeugen- und Inquisitionsbeweis der Karolingischen Zeit (1866); Die Entstehung der Schwurgerichte (1871); Das französ. Inhaberpapier des Mittelalters (1879); Zur Rechtsgeschichte der römischen und germanischen Urkunde (dl I, 1880); Deutsche Rechtsgeschichte (dl I en II, 1887-1892); Forschungen zur Gesch. des deutschen und französ. Rechts (1894); Grundzüge der deutschen Rechtsgeschichte (1901; vele herdrukken); Geschichte der englischen Rechtsquellen (1909); Abhandlungen zur Rechtsgeschichte. Gesammelte Aufsätze herausg. v.
K. Rauch, 2 dln (1931) (bevat voll, bibliogr. v. Br.’s geschr.). In 1914 werd hem een „Festschrift” vereerd.
Lit.: Ulrich Stutz, in Ztschr. d. Savigny-Stiftung, German. Abt. dl 36 (1915), blz. IX-LV; K. v.
Amira in Jahrb. d. Münchener Akad. (1915).
