Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bern

betekenis & definitie

(1) is na Graubünden het grootste kanton van Zwitserland en omvat 496 gemeenten. Het beslaat een oppervlakte van 6883,5 k™*) en strekt zich uit van het Berner Oberland over de Lebern of de Berner Jura tot het lage heuvelland van Opper-Elzas, omvat dus het grootste gedeelte van het stroomgebied der Aare.

Aan weerszijden van het rivierdal verheffen zich lage gebergten, zodat de vlakten zich bepalen tot Oberaargau (om Langenthal), het Mittelland (om Bern) en Seeland (om Biel). Het tweede wordt nog onderbroken door de heuvels van de Gurten (860 m) en de Bantiger Hubel (959 m).De bevolking bestond naar de godsdienst in 1941 uit 728916 inw. (d.i. 106 per km8), overwegend Protestanten, nl. 858 per duizend inwoners. Het aantal R.K. was 136, Joden 27, terwijl 27 behoorden tot andere godsdiensten of tot de onkerkelijken. Op elke duizend spreken er 836 personen Duits, 154 Frans en 7 Italiaans. Van de bodem is 5585,9 km8 productief; de bossen beslaan een oppervlakte van 1886,9, de akkers, weilanden en bergweiden en andere cultuurgronden een van 3639 km8. Onproductief zijn 1297,6 km8, van welke 288 km8 gletsjers. Verbouwd worden vnl. voedergewassen, rogge, tarwe, haver, aardappelen, hennep, tabak, ooft en wijn.

De veeteelt is in het kanton van veel betekenis; de runderen zijn van een mooi ras, vooral in het Simmental, in Saanenland, in het Frutigen- en het Emmental. Het Haslital bezit een bijzonder ras van bruin vee.

In 1941 bestond de veestapel uit 48 981 paarden, 318816 runderen, 146027 varkens, 25236 schapen, 25 920 geiten. De vette Emmentaler kaas wordt uitgevoerd uit Langnau. De visteelt wordt bevorderd door een groot aantal kweekplaatsen, vooral van forellen. De mijnbouw levert ijzererts (in de Jura), zandsteen (bij Ottermundigen), leisteen, leem en gips. Geneeskrachtige bronnen worden bij Rosenlaui, Gurnigel, Lenk, Weiszenburg en Blumenstein aangetroffen. De industrie is van belang; bovenaan staat de horlogefabricage; verder zijn er zijdespinnerijen, en weverijen, katoenspinnerijen en bontwerkerijen, kunstwolfabrieken, ijzergieterijen, machine- en lucifersfabrieken.

In het Berner Oberland wordt de houtsnijkunst beoefend, terwijl de linnenindustrie thuis behoort in het Mittelland. Aanzienlijke inkomsten vloeien voort uit het toeristenverkeer in het Oberland.

Door de grondwet van de 4de Juni 1893 werd het referendum ingevoerd; de stadhouders en voorzitters der rechtbanken worden door het volk ekozen, het armwezen, de belastingen en de urgerlijke rechtspraak zijn sedert die datum voor alle delen van het kanton gelijk. Frans en Duits zijn de officiële talen. De wetgevende macht berust bij de Grote Raad, de uitvoerende bij een Regeringsraad van negen leden; in de 30 districten wordt laatstgenoemde door een stadhouder vertegenwoordigd. Er zijn een Hooggerechtshof en verder rechtbanken van gezworenen, waarvoor criminele en staatkundige misdrijven, alsmede persdelicten worden behandeld. (Voor de geschiedenis z Bern, 2).

(2), de hoofdstad van het gelijknamige Zwitserse kanton, tevens de bondshoofdstad, is op 545 m schilderachtig gelegen op een landtong, door de Aare gevormd, en een der fraaiste steden van het land. De straten zijn er recht, breed en goed geplaveid, en vele huizen met bogengangen (arcaden) versierd. Op verschillende punten heeft men een prachtig gezicht op de Alpen. Tot de merkwaardige gebouwen behoren: de Gothische hoofdkerk, gesticht in de jaren 1421-1502 en zich verheffende op een terras aan de Aare, met fraaie glasschilderijen, kunstig gesneden koorstoelen en een toren ter hoogte van 100 m; het prachtige Bondspaleis, in 1851-1901 gebouwd; het stadhuis, uit het begin der 15de eeuw, met belangrijke archiefstukken; het gebouw der Zwitserse Bank; het directiegebouw van de Jura-Simplonspoorweg; het museum met een vrij volledige verzameling van de gewervelde dieren van Zwitserland;

De berenjacht van hertog Berchtold, als illustratie bij de sage over de stichting van Bern in 1191 en het universiteitsgebouw met een zaal voor oudheden en een rijke bibliotheek. Gedenktekenen herinneren aan Berchtold V von Zàhringen die de stad in 1191 heeft gesticht, Adrien von Budenberg, Albrecht Haller, Bondspresident Stamfli en aan de Alg. Postvereniging. Bern heeft een universiteit, een diergeneeskundige hogeschool en vele andere inrichtingen van onderwijs. Verder verdienen vermelding de prachtige Nydeckbrug, het tuighuis en de berenkuil met levende beren.

Bern telde reeds in 1870 meer dan 36 000 inw. en dit cijfer was in 1900 tot 65 326, in 1910 tot 85 264, in 1930 tot i n 597 en in 1941 tot 130 331 gestegen (verhouding in 1920: 85,7 pet Prot., 11,7 pet R.K., i pet Isr.). Er zijn textiel- (zijde-) en metaalfabrieken, boekdrukkerijen en wolmarkten. De stad is een stapelplaats voor kaas. Bern is de zetel van een bisschop der Oud-Katholieken en van onderscheiden internationale bureau’s, bijv. van de Telegraafbesturen, de Algemene Postvereniging, de Vereniging tot bescherming van de industriële en literaire eigendom enz. Spoorwegen stralen uit naar Aarau, Luzern, Thun, Lausanne, Biel en Neuchâtel.

DR J. VISSCHER

Geschiedenis

In 1191 werd Bern gesticht door Berchtold V uit het Huis Zàhringen, dat het rectoraat over Hoog-Bourgondië bezat. In 1218 stierf dat geslacht uit, waarop keizer Frederik II, die het hertogdom verzwakken wilde, aan Bern de rechten van een vrije rijksstad verleende. Nu begon de strijd tegen de ridders in de omtrek. Het kanton ontstond uit voormalig adellijk gebied. Vooral toen in verband met de Woudkantons het verzet van de Hoogbourgondische Adel neergeslagen was (Slag bij Laupen, 1339), oefende de stad een onbetwiste heerschappij over het land uit. In 1353 werd Bern lid van het Eedgenootschap en in 1415 veroverde zij de Aargau tot de Reusz.

De Reformatie werd ingevoerd in 1528. Tijdens de godsdienstoorlogen van 1531, 1656 en 1712 vocht Bern naast Zürich tegen de Katholieke kantons. In 1536 was Waadtland veroverd op de hertogen van Savoye. Over het algemeen was het bestuur van Bern goed en gematigd. Oorspronkelijk democratisch (Schout, Kleine Raad, Raad van Tweehonderd), was het onder invloed van allerlei opstanden (Boerenoorlog van 1653, Samenzweringen van Davel, 1723 en die van Henzi, 1749) hoe langer hoe oligarchischer geworden. Ten gevolge van de steeds toenemende welstand viel deze toestand echter op den duur niet te handhaven.

Na de Franse revolutie brak gedurende de Tweede Coalitieoorlog een opstand in Waadtland uit. Dit werd de aanleiding tot het binnenrukken van Franse legers onder Brune*, die ondanks heldhaftige tegenstand bij Neuenegg, Laupen en Grauholtz de stad innamen (5 Mrt 1798). Waadt, Aargau en het Oberland werden nu afzonderlijke kantons, maar Bern werd hoofdstad van een gecentraliseerde Helvetische republiek. Bij de Mediatisatie van 1803 door Bonaparte, waarbij tot de oude Bondsstaat werd teruggekeerd, kreeg Bern het Oberland terug. In 1813 keerde de familieregering in hoofdzaak terug en op het Wener Congres werd Bern voor zijn verliezen schadeloos gesteld door de verwerving van het grootste gedeelte van het oude bisdom Bazel (Berner Jura). Na de Julirevolutie werd in 1831 een liberale grondwet ingevoerd, waarbij alle bevoorrechting der hoofdstad verviel, in 1846 werden het directe kiesrecht en de jury-rechtspraak ingevoerd.

Sedert gaat de strijd tussen „haute bourgeoisie” (conservatieven) en anti-clericale kleine burgerij (radicalen). Sedert 1848 is Bern bondshoofdstad van Zwitserland; in 1869 werd het volksreferendum ingevoerd over wetten, grotere uitgaven en de vierjarige begroting. Een wet van de 18de Jan. 1874 regelde de verhouding tussen Kerk en Staat en verleende aan de gemeenten het recht om haar pastoors te kiezen. Aangezien alleen de OudKatholieken daarmede genoegen namen, gingen alle kerkelijke voorrechten op hen over en nam de R.K. kerk de plaats in van een particuliere vereniging. Aan de universiteit te Bern werd een theologische faculteit voor de Oud-Katholieken opgericht. Later werden de kerkelijke twisten echter bijgelegd.

Sedert 1893 werden deR.K.evenals de Oud-Katholieke en de Gereformeerde als landskerk erkend. In hetzelfde jaar kwamen het „volksinitiatief” en in 1906 de keuze van de regeringsraad door het volk. In 1917 verkregen de sociaal-democraten de absolute meerderheid in de regering van de stad, welke zij behielden tot 1921, toen er weer een evenwicht met de burgerlijke partijen ontstond. In het kantonale parlement was de sociaal-democratische partij tot 1922 zwak vertegenwoordigd, dat jaar echter won zij aanzienlijk aan kracht ten gevolge van de splitsing van de vrijzinnige partij in de jong-vrijzinnige partij en de boeren- en burgerspartij. Bij deze laatste sloot zich later de Katholiek-conservatieve partij aan. Sindsdien hebben er zich geen grote politieke veranderingen meer in Bern voorgedaan. De stad blijft zeer sociaal-democraat, het kanton daarentegen zeer burgerlijk.

Lit.: Festschr. zur VII. Säkularfeier der Gründung Berns (1891); E. von Rodt, Bern im 13.-19. Jahrh. (6 dln, Bern 1898-1907); H. Bloesch, Kulturgesch. Miniaturen aus dem alten Bern (1924); Id., 700 Jahre B. (1931); R. Feiler, Geschichte Berns (1946 ff); F. Wysz, B., eine kleine Stadtgeographie (1943).

< >