Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HEILGYMNASTIEK

betekenis & definitie

Met dit germanisme bedoelt men de oefeningsbehandeling, waardoor afwijkingen in stand en functie van het bewegingsapparaat beïnvloed kunnen worden. In het Engels spreekt men van „remedial exercises”, geneeskrachtige oefeningen, hetgeen de bedoeling beter uitdrukt.

Men kan bij gezonden houding en prestatievermogen door training verbeteren; ditzelfde principe ligt ten grondslag aan de heilgymnastiek. Training en oefening zijn mogelijk doordat er een marge bestaat tussen wat men presteert en wat men presteren kan. Als leidraad dient hierbij wat de physiologie en anatomie leren over de functie van het skelet, de gewrichten, banden, spieren en pezen en ook over hun verzorging door zenuwen en bloedvaten. Hier volgen enkele algemene principes:1. Goede coördinatie van de spieren onderling en van deze met de rest van het bewegingsapparaat en de verzorgende zenuwen en bloedvaten is eerste voorwaarde voor een zo efficiënt mogelijke beweging, die het grootste effect met de geringste inspanning bereikt. Een beweging geschiedt onder voortdurende controle van het gezicht, van de evenwichtszin, van de gevoelszenuwen in de huid en de spieren en van de centrale coördinatie o.a. door de grote hersenschors. Een herhaalde prikkel voert eerder tot effect dan de eerste prikkel (het principe van de „baning” van prikkels). Training, herhaalde oefening leidt dus tot betere coördinatie en verhoogde efficiëntie van de beweging, bevordert de handigheid. Een spier in functie verbruikt volgens de Deense physioloog Krogh 10-20 maal zoveel bloed als een rustende. Ook hiermede houdt men rekening bij de oefeningen, o.a. door te zorgen voor een behoorlijk verwarmde omgeving, of door het te behandelen lichaamsdeel afzonderlijk te verwarmen of door verwarmende vooroefeningen.
2. De spiersamentrekking gaat gepaard met scheikundige omzettingen, waarbij zich o.a. melkzuur ophoopt, welke stof bekend staat als vermoeienisstof. Daarom dient na een contractie een ontspanning te volgen ten einde gelegenheid te scheppen om 1. de energieleverende stof (glycogeen) weer op te bouwen, en 2. de vermoeienisstof weg te voeren. M.a.w. de oefening dient te bestaan uit goed gedoseerde beweging en rust.
3. Activiteit zet aan tot vergroting, hypertrophie*, van de organen en weefsels. Dit geldt ook en zelfs in het bijzonder voor de spieren; men denke aan de machtig ontwikkelde musculatuur van de krachtsportbeoefenaren. Hoe groter de doorsnee van een spier hoe krachtiger de spier en met de ontwikkeling van de spier gaat gepaard een versteviging van haar vasthechting aan het skelet. Men kan ook het uithoudingsvermogen ontwikkelen door duuroefeningen waarbij niet het uiterste gevergd wordt. Zo dient men de oefeningen aan te passen aan het beoogde doel.

Globaal kan men drie oogmerken nastreven door middel van heilgymnastiek, a. verbetering van de lichaamshouding, van de statiek of van gewrichtsverstijvingen of verkrommingen, b. verhoging van kracht en uithoudingsvermogen der spieren en c. bevordering van de coördinatie der bewegingen. Het is duidelijk dat deze drie in elkaar grijpen, dat verbeterde houding een gunstiger uitgangsstelling voor de spieractie biedt, en dat grotere efficiëntie doelmatiger gebruik van de spierkracht betekent.

a. De slechte, asthenische (z asthenie) houding met het hoofd wat voorovergebogen, de rug gekromd en de schouders afzakkend, een sterke lendenuitholling en de buik „uitgezakt” is niet alleen een uiting van onvoldoende spiertonus en spierslapte, maar leidt bovendien tot vermoeidheid, omdat bij de normale lichaamshouding met een minimum aan inspanning het evenwicht gehandhaafd blijft door de optimale balans van krommingen van de wervelkolom, afknikking van het bekken en het verloop van de gewrichtsbanden. Deze toestand is bij de asthenische houding verstoord, met als gevolg extra spierinspanning en vermoeidheid. Bovendien belemmert deze houding de functie der borst- en buikorganen. Ook zijdelingse krommingen van de wervelkolom, scoliosen, zijn ongunstig en kunnen door heilgymnastiek worden verbeterd. Oefening kan echter slechts van nut zijn, als men nog met een veranderlijke toestand te doen heeft, en niet meer, als door benige veranderingen of spier- of bindweefselschrompeling een verkeerde houding gefixeerd is. Tegen dit principe wordt vaak gezondigd. Het doel dat men zich bij de houdingsoefeningen stelt is enigermate wisselend naar de voorstelling, die men zich van de ideale houding maakt; sommigen menen die te vinden in de militaire houding, anderen menen, waarschijnlijk terecht, dat deze niet de ideale uitgangsstelling voor beweging is en dat men een soepeler positie dient na te streven. Buikspieroefeningen zijn van groot belang gedurende de zwangerschap en na de baring voor een goed behoud van de buikwand.
b. Verbetering van kracht en uithoudingsvermogen komt in de eerste plaats in aanmerking, indien door een ongeval of door een verlamming (bijv. kinderverlamming) de verzorgende zenuw gedeeltelijk is uitgeschakeld en de spier daardoor aan kracht heeft ingeboet. Ook hier geldt de regel dat men zich vergewissen moet, bijv. door electrische onderzoekingen, of de spierzenuw niet geheel is uitgeschakeld, in welk geval van oefening geen resultaat te verwachten is.

Uit soortgelijke overwegingen heeft het zin de oefeningstherapie toe te passen bij spierrheuma en bij chronisch gewrichtsrheuma. In het laatste geval ondergaan de spieren om de zieke gewrichten de invloed der aandoening, ze verminderen in omvang en kracht. Een belangrijk deel van de invaliditeit bij chronisch gewrichtsrheuma berust op spieronvermogen. Een goed gedoseerde training, die rekening houdt met de verminderde weerstand van spieren en gewrichten tegen beweging en belasting, kan van grote betekenis zijn, een feit dat meer en meer wordt ingezien. Overigens is in de acute phasen van deze ziekte vaak bedrust aangewezen, die dan echter gecombineerd dient te worden met oefeningen op bed.

Soms is het voor een betere functie van de organen nodig bepaalde oefeningen voor te schrijven, zo bijv. bij asthma ademhalingsoefeningen.

c. Coördinatie der bewegingen staat voorop waar het gaat om ziekten, die deze coördinatie verstoren, bijv. bij bepaalde zenuwaandoeningen als tabes dorsalis (ruggemergstering) of multiple sklerose* of toestanden na apoplexieën. Een stoornis in de gevoelssfeer en in de regulatie van het centrale zenuwstelsel leidt in deze gevallen tot ondoelmatige beweging, waarop door oefening invloed ten goede uitgeoefend kan worden. Betere efficiëntie der beweging is bijv. ook mogelijk bij rheuma, waar getracht moet worden met het beschikbare materiaal tot optimale resultaten te komen.

Bij de revalidatie* is de oefeningstherapie van grote betekenis. Vroeger werd bij de heilgymnastiek veel gebruik gemaakt van toestellen; naar de man die veel van deze toestellen ontwierp sprak men van zanderen en Zandermstituten. Tegenwoordig hecht men echter meer waarde aan het persoonlijk contact tussen heilgymnast en patiënt, omdat, blijkens het voorgaande, een optimale behandeling zich dient aan te passen aan de steeds wisselende toestand van de patiënt, en het apparaat de controle van oog en hand mist.

DR G. VAN DAM

Lit.: Principles and Practice of Physical Therapy (3 dln, Hagerstown, Maryland, 1946); F. H. Krusen, Physical Medicine (Philadelphia - London 1944); P. Kohier, Übungstherapie bei rheumatischen Erkrankungen (1938); Leerboek voor oefentherapie en massage (2 dln, ’s-Gravenhage 1950, uitg. van het Nederl. Gen. voor Heilgymnastiek, Massage en Physiotechniek).

< >